Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
Ter dezer zitting zijn gezamenlijk behandeld de hoger beroepzaken van belanghebbende met de kenmerken 13/00311, 16/03886 en 16/03887.
2.Feiten
- Volgens de administratie van belanghebbende was ieder kwartaal omzetbelasting verschuldigd. Deze omzetbelasting dient te worden nageheven;
- Uit gegevens van derden blijkt dat de huurinkomsten en de in rekening gebrachte vergoeding voor gas, water, elektra en servicekosten niet volledig zijn verantwoord in de administratie van belanghebbende;
- De margeregeling vindt vanaf 2008 geen toepassing omdat geen inkoopverklaringen aanwezig zijn. Over het verschil tussen de verkoopopbrengsten en de marge dient omzetbelasting te worden nageheven;
- Op basis van een vergelijking van het bestand van de Rijksdienst voor het Wegverkeer met auto’s die voor de houderschapsbelasting op naam van belanghebbende hebben gestaan (hierna: het bestand houderschapsbelasting) met de administratie van belanghebbende, zijn extra in- en verkopen van auto’s gecorrigeerd, hetgeen leidt tot hogere aftrek voorbelasting en hogere verschuldigde omzetbelasting over verkopen.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag tot € 141.415 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking.
4.Gronden
5.Beslissing
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht, de proceskosten en de vergoeding van immateriële schade;
- verklaarthet beroep tegen de uitspraken op bezwaar gegrond;
- vernietigtde uitspraken van de Inspecteur;
- vermindertde naheffingsaanslag tot € 141.413;
- vermindertde beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindertde boete tot € 56.564;
- wijsthet bij het Hof ingediende verzoek om vergoeding van (immateriële) schade af;
- gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 503 vergoedt;
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 492;
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 247,50.