Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Maatschap [maatschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 4] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 19 juli 2016;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 oktober 2016;
- de memorie na enquête van 3 januari 2017 (kennelijk abusievelijk vermeldt de kop 2016) met producties;
- de antwoordmemorie na enquête van 14 februari 2017 met een productie.
6.De verdere beoordeling
1. de door haar in deze procedure gevorderde schade het gevolg is van Besluit II;
en meer in het bijzonder dat:
2. zij vanaf oktober 1997 de eerste 1.250 m³ van het mestbassin niet heeft benut ten gevolge van Besluit II;
3. het feit dat de maatschap in de jaren 1998 tot en met 2002 geen gronden van [verhuurder sr.] kon huren is veroorzaakt door Besluit II.
De gemeente heeft van bewijslevering afgezien, zodat het voorshandse karakter aan dit feit is komen te vervallen.
Na het laatste jaar zijn we gestopt. AMEV was er achter gekomen dat [verhuurder sr.] grond aan ons verhuurde en dat mocht niet van AMEV.” [verhuurder jr.] heeft op 13 juni 2016 als getuige verklaard: “
In de jaren 1998 tot en met 2002 hebben wij geen gronden verhuurd aan de maatschap [maatschap] Dit hebben wij niet gedaan omdat er in die periode veel te doen was over het mestbassin van maatschap [maatschap] . Er waren toen veel controles bij de maatschap [maatschap] . Op een gegeven moment heeft de gemeente achter de rug om van mijn vader en mij (…) gebeld met Amev. (…) Amev heeft ons gebeld omdat wij toentertijd gronden verhuurden, die van Amev waren, aan de maatschap [maatschap] . Dat had grote consequenties voor ons kunnen hebben, omdat wij deze gronden onderverhuurden aan de maatschap [maatschap] zonder dat te melden aan Amev. (…) Naar aanleiding van het telefoontje van Amev hebben wij ook een brief van Amev gehad en is er vervolgens een rentmeester bij ons gekomen die om opheldering vroeg. Deze persoon zei dat op deze manier dit wel problemen voor ons ging opleveren. Het moet in 1996/1997 zijn geweest dat deze rentmeester op bezoek is gekomen. (…) De gemeente heeft, zoals gezegd, contact opgenomen met Amev en Amev heeft ons er weer bij betrokken en om die reden hebben wij over de jaren 1998 tot en met 2002 geen gronden aan de maatschap [maatschap] verhuurd. “Uit deze verklaringen blijkt dat het besluit van [verhuurder sr.] om geen gronden meer aan de maatschap te verhuren verband hield met het feit dat [verhuurder sr.] geen problemen wilde met haar verpachter Amev. Dat Amev in die periode contact met [verhuurder sr.] heeft opgenomen als gevolg van het feit dat de gemeente met Amev contact had opgenomen, levert geen verband op met Besluit II. Nog daargelaten dat het contact opnemen met Amev door de gemeente iets anders is dan Besluit II, speelt het contact tussen Amev en [verhuurder sr.] zich af vóór het op 24 december 1997 genomen Besluit II.
op dat moment” (hof: waarop [verhuurder sr.] liet weten niet meer te willen verhuren) media-aandacht was voor Besluit II en dat boeren er onderling over spraken, maar dat kan niet Besluit II zijn geweest, omdat dat toen nog niet was genomen. Het hof sluit niet uit dat [verhuurder sr.] besluit om geen gronden meer aan de maatschap te verhuren behalve met Amev ook verband hield met het conflict tussen de maatschap en de gemeente omtrent het mestbassin, maar dat is iets anders dan het in deze procedure te bewijzen feit dat
Besluit IIde oorzaak was van het besluit van [verhuurder sr.] om geen gronden meer aan de maatschap te verhuren.
ten gevolge van Besluit IIgeleden schade (rov. 3.1.12 en 3.6.1 tussenarrest) en dat voor zover de handelwijze van de gemeente het staken van het gebruik van het mestbassin in 1997 heeft veroorzaakt, die handelwijze niet is gelegen in het op 24 december 1997 door de gemeente genomen Besluit II. Mogelijk is er wel een verband met Besluit I. Het staat echter nu eenmaal tussen partijen vast dat de vordering van de maatschap ten aanzien van de aansprakelijkheid van de gemeente uit hoofde van Besluit I is verjaard (rov. 3.1.12 tussenarrest).
Het vorenstaande betekent ook dat het door de maatschap subsidiair aangevoerde beroep op het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid niet slaagt. Een situatie waarin er naast een andere, voor rekening van de maatschap komende oorzaak ook een meer dan heel kleine kans is dat er een condicio sine qua non verband bestaat tussen Besluit II en de gestelde schade, is immers niet komen vast te staan.