In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Heffingsambtenaar van de gemeente Someren tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, waarin de leges voor een omgevingsvergunning zijn vastgesteld. De belanghebbende had een aanvraag ingediend voor het vergroten van haar woning en had daarbij bouwkosten van € 22.000 opgegeven. De Heffingsambtenaar stelde echter de bouwkosten vast op € 50.676,75, gebaseerd op het ROEB-overzicht. De Rechtbank oordeelde dat de leges verlaagd moesten worden naar € 609,50, wat leidde tot het hoger beroep van de Heffingsambtenaar.
Tijdens de zitting op 6 april 2017 heeft de belanghebbende haar standpunt toegelicht, terwijl de Heffingsambtenaar niet ter zitting verscheen. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende een deel van de werkzaamheden zelf heeft uitgevoerd, wat van invloed is op de berekening van de leges. De discussie draait om de uitleg van de Verordening en de toepassing van het ROEB-overzicht versus de prijs die in het economische verkeer aan een derde zou moeten worden betaald.
Het Hof concludeert dat de leges moeten worden vastgesteld op basis van de door de belanghebbende bepleite bouwkosten van € 22.288, wat resulteert in een vermindering van de leges tot € 529,85. Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar wordt ongegrond verklaard, terwijl het incidentele hoger beroep van de belanghebbende gegrond wordt verklaard. De uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar worden vernietigd.