ECLI:NL:GHSHE:2017:2644

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
20-000239-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Opiumwet en bewezenverklaring van hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 januari 2016. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig te Eindhoven, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden van hennep. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis had gevorderd. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen growshop meer had geëxploiteerd en dat hij niet wist dat de aangetroffen goederen een strafbare bestemming hadden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte op de hoogte was van de bestemming van de goederen, gezien de verklaring van zijn vader die eerder een growshop had geëxploiteerd. Het hof heeft de tenlastelegging gedeeltelijk bewezen verklaard, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte op 26 mei 2015 in verschillende panden stoffen en voorwerpen voorhanden had die bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 7.500 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000239-16
Uitspraak : 24 april 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 januari 2016 in de strafzaak met parketnummer 01-820213-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag en -maand] 1987,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
De verdediging heeft een bewijsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 mei 2015 te Eindhoven, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in een (winkel)pand en/of (garage)box aan [adres 1] en/of aan [adres 2] ) stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten:
( [adres 1] )
-25, althans een of meer tijdschakelaar(s) en/of
-2, althans een kachel(s) en/of
-4, althans een of meer luchtbevochtiger(s) en/of
-7, althans een of meer thermometer(s) en/of
-8, althans een of meer knipscha(a)r(en) en/of
-een weegschaal en/of
-een ventilator en/of
-meerdere, althans een plantenbak(ken) en/of
-8, althans een of meer verwarmingselement(en) en/of
( [adres 2] )
-95, althans een of meer armatu(u)r(en) en/of
-416, althans een of meer assimilatielamp(en) en/of
-3, althans een of meer elektriciteitssnoer(en) en/of
-5, althans een of meer schakelbord(en) en/of
-13, althans een of meer tijdschakelaar(s) en/of
-38, althans een of meer transformator(s) en/of
-3, althans een of meer transformator regelaar(s) en/of
-14, althans een of meer koolstoffilter(s) en/of
-6, althans een of meer slakkenhui(s)(zen) (inbouwventilator(en)) en/of
-68, althans een of meer ventilator(en) en/of
-6, althans een of meer temperatuur ventilatieregelaar(s) en/of
-15, althans een of meer dompelpomp(en) en/of
-2, althans een of meer watervatvuller(s) en/of
-10, althans een of meer hydro-Ph/ec meter(s) en/of
-3, althans een of meer weegscha(a)l(en) en/of
-22, althans een of meer verwarmingselement(en) en/of
-26, althans een of meer droogrek(ken) en/of
-4, althans een of meer (volle) do(os)(zen) met droogrek(ken) en/of
-meerdere, althans een (zwarte) strijkzak(ken) en/of
-32, althans een of meer do(os)(zen) met ijzeren koppelstuk(ken) en/of
-14, althans een of meer pallet(s) spuitbus(sen), althans luchtverfrisser(s) en/of
(garagebox [adres 2] )
-een armatuur en/of
-3, althans een of meer assimilatielamp(en) en/of
-3, althans een of meer tijdschakelaar(s) en/of
-meerdere, althans een fles(sen)/jerrycan(s) groeimiddel(len) en/of
-meerdere, althans een zak(ken) potgrond en/of
-2, althans een of meer koolstoffilter(s) en/of
-een luchtafzuiging en/of
-een weegschaal,
alsmede klapper(s)/ordner(s)/tijdschrift(en)/folder(s)/poster(s) betreffende informatie met betrekking tot hennepzaken en/of materialen voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepkweek bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten of ernstige redenen had/hadden te vermoeden dat die stoff(en) en/of dat/die voorwerp(en) en/of dat/die gegeven(s) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 26 mei 2015 Eindhoven (in panden aan [adres 1] en aan [adres 2] ) stoffen en voorwerpen en gegevens, te weten:
( [adres 1] )
- 25 tijdschakelaars en
- 2 kachels en
- 4 luchtbevochtigers en
- 7 thermometers en
- 8 knipscharen en
- een weegschaal en
- een ventilator en
- meerdere plantenbakken en
- 8 verwarmingselementen en
( [adres 2] )
- 95 armaturen en
- 416 assimilatielampen en
- 3 elektriciteitssnoeren en
- 5 schakelborden en
- 13 tijdschakelaars en
- 38 transformators en
- 3 transformator regelaars en
- 14 koolstoffilters en
- 6 slakkenhuizen (inbouwventilatoren) en
- 68 ventilatoren en
- 6 temperatuur ventilatieregelaars en
- 15 dompelpompen en
- 2 watervatvullers en
- 10 hydro-Ph/ec meters en
- 3 weegschalen en
- 22 verwarmingselementen en
- 26 droogrekken en
- 4 ( volle) dozen met droogrekken en
- meerdere (zwarte) strijkzakken en
- 32 dozen met ijzeren koppelstukken en
- 14 pallets spuitbussen, althans luchtverfrissers en
(garagebox [adres 2] )
- een armatuur en/of
- 3, althans een of meer assimilatielamp(en) en/of
- 3, althans een of meer tijdschakelaar(s) en/of
- meerdere, althans een fles(sen)/jerrycan(s) groeimiddel(len) en/of
- meerdere, althans een zak(ken) potgrond en/of
- 2, althans een of meer koolstoffilter(s) en/of
- een luchtafzuiging en/of
- een weegschaal,
alsmede tijdschriften en folders en posters betreffende informatie met betrekking tot hennepzaken, bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen en voorwerpen en gegevens bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is door de verdediging aangevoerd dat verdachte geen growshop (meer) heeft geëxploiteerd en dat derhalve evenmin bewezen kan worden verklaard dat verdachte wist dat de in zijn panden aangetroffen goederen en stoffen een strafbare bestemming hadden als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, noch dat hij ernstige redenen had om dit te vermoeden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Art. 11a Opiumwet stelt strafbaar degene die (onder meer) te koop aanbiedt of voorhanden heeft stoffen of voorwerpen of gegevens, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in art.11, lid 3, Opiumwet) en/of tot het plegen van grootschalige hennepteelt (als bedoeld in art. 11, lid 5, Opiumwet).
In dat kader stelt het hof het navolgende vast.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de politie op 26 mei 2015 (in verschillende ruimten) in de (winkel)panden aan [adres 1] en aan [adres 2] van verdachte verschillende aan hennepteelt gerelateerde stoffen, voorwerpen en gegevens (tijdschriften, folders en posters met betrekking tot hennepteelt) heeft aangetroffen.
Het hof beschouwt de door de politie in de (winkel)panden van verdachte aangetroffen stoffen, voorwerpen en gegevens als een gezamenlijkheid van goederen die, naar verdachte wist, zijn bestemd voor grootschalige en/of bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt, waaraan niet afdoet dat er ook artikelen waren die ook voor bescheiden hennepteelt of teelt van andere producten kunnen worden gebruikt. In dat verband is relevant dat de getuige, de vader van verdachte, die reeds eerder gedurende meerdere jaren een growshop in beide panden heeft geëxploiteerd, heeft verklaard de zaak weg te hebben gedaan in verband met de destijds voorhanden zijnde wetswijziging van de Opiumwet van 1 maart 2015, en dat verdachte deze zaak van zijn vader per 1 april 2015 heeft overgenomen. Aldus mag verdachte bekend worden verondersteld met de bestemming van de goederen die aanwezig waren en/of die hij verkocht.
Gelet op vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat verdachte op 26 mei 2015 (in verschillende ruimten) in meerdere (winkel)panden grote hoeveelheden goederen en stoffen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet.
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte een deel van de goederen niet wilde verkopen, maar het voornemen had om deze te retourneren aan een of meer leverancier(s), acht het hof die stelling niet aannemelijk geworden, nu uit niets blijkt dat verdachte in de periode van 1 april 2015 tot 26 mei 2015 van de stoffen en voorwerpen af wilde. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Het voorhanden hebben van stoffen, voorwerpen en gegevens waarvan hij weet dat zij bestemd zijn voor het plegen van een in art. 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gesteld feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van voornoemde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 10.000, subsidiair 85 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen met betrekking tot de straftoemeting.
Met de rechtbank en advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf in deze passend en geboden is. Het hof betrekt daarbij dat verdachte (een deel van) de voorwerpen niet te koop aangeboden heeft. Nu het hof tot een mindere bewezenverklaring komt dan de rechtbank, ziet het hof hierin aanleiding tot het opleggen van een lagere, hierna te noemen geldboete.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van € 50,-- per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. ventilator (2015115096-39), 32 ijzeren koppelstukken, 14 pallets spuitbussen en
1 ventilator (2015115096-37),
alsmede de inbeslaggenomen goederen van [adres 1] , te weten:
- 25 tijdschakelaars,
- 2 kachels,
- 4 luchtbevochtigers,
- 7 thermometers,
- 8 knipscharen,
- een weegschaal,
- een ventilator,
- 8 verwarmingselementen,
alsmede de inbeslaggenomen goederen van [adres 2] , te weten:
- 95 armaturen,
- 416 assimilatielampen,
- 3 elektriciteitssnoeren,
- 5 schakelborden,
- 13 tijdschakelaars,
- 38 transformators,
- 3 transformator regelaars,
- 14, koolstoffilters,
- 6 slakkenhuizen / inbouwventilatoren,
- 68 ventilatoren,
- 6 temperatuur ventilatieregelaars,
- 15 dompelpompen,
- 2 watervatvullers,
- 10 thermometers,
- 3 weegschalen,
- 1 strijkijzer,
- 22 verwarmingselementen,
- 26 droogrekken,
- 4 dozen met droogrekken,
alsmede de inbeslaggenomen goederen van Garagebox [adres 2] , te weten:
- 2 armaturen,
- 2 assimilatielampen,
- 3 tijdschakelaars,
- 2 koolstoffilters,
- 1 luchtafzuiging,
- 1 weegschaal.
Aldus gewezen door
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. J. Swinkels en mr. A.R.O. Mooy, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.M. Kortis, griffier,
en op 24 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.