Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond, en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de belanghebbende recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting voor het jaar 2012. De belanghebbende, die in 2012 gescheiden was van zijn ex-echtgenote, had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij de alleenstaande-ouderkorting niet was verleend. De kinderen van de belanghebbende stonden volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA) ingeschreven op het adres van de ex-echtgenote, wat volgens de wet een vereiste is voor het verkrijgen van de korting. Het Hof oordeelde dat de feitelijke woonsituatie van de belanghebbende niet relevant was, aangezien de wet expliciet vereist dat de kinderen op het woonadres van de belastingplichtige zijn ingeschreven. De belanghebbende had aangevoerd dat hij in de praktijk de zorg voor de kinderen had, maar het Hof bevestigde dat de wetgever had gekozen voor een objectief criterium, namelijk de inschrijving in de GBA. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor de alleenstaande-ouderkorting en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard.