3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op of omstreeks 29 maart 2010 is tussen partijen een kredietovereenkomst ( [bank] FlexKrediet) tot stand gekomen. Dit is een doorlopend krediet geadministreerd onder contractnummer [nummer] . [appellant] handelde daarbij onder de naam [appellant] Transportdiensten.
b. Op of omstreeks 23 februari 2011 is tussen [bank] en [appellant] een overeenkomst: "Wijziging van rekeninghouder(s) van een of meer bestaande rekeningen (Bedrijfsfinancieringen)" tot stand gekomen. Deze wijzigingsovereenkomst houdt onder meer in dat [appellant] en [B.V.] B.V. i.o. rekeninghouders zijn geworden van rekeningnummer [nummer] . Op de wijzigingsovereenkomst zijn de Algemene voorwaarden voor rekening-courant van de [bank] 2010 van toepassing verklaard.
c. Op de overeenkomst(en) tussen partijen is de Wet Consumentenkrediet niet van toepassing.
d. Omstreeks februari/maart 2011 heeft [appellant] een besloten vennootschap opgericht, [B.V.] B.V. (hierna: [B.V.] ).
e. Op 6 maart 2012 heeft [appellant] zijn aandelen in [B.V.] B.V. verkocht. Uit het uittreksel uit het Handelsregister blijkt dat [appellant] per 6 maart 2012 is uitgeschreven als directeur van [B.V.] B.V.
f. [bank] heeft [B.V.] B.V. bij brieven van 14 december 2012, 28 december 2012 en 25 januari 2013 tevergeefs verzocht om de op voormelde rekening ontstane ongeoorloofde debetstand aan te zuiveren. Vervolgens heeft de gemachtigde van [bank] het kredietsaldo opgeëist bij brief van 18 april 2013.
g. Per 24 maart 2014 heeft [B.V.] B.V. haar activiteiten gestaakt.
3.2.1.Bij inleidende dagvaarding van 22 september 2014 heeft [bank] gesteld dat zij van [appellant] uit hoofde van de kredietovereenkomst opeisbaar te vorderen heeft een bedrag van € 21.284,23 terzake van het (opgeëiste) kredietsaldo, vermeerderd met de buiten-gerechtelijke kosten, die € 1.210,- bedragen en de contractuele rente ad € 4.810,32. [bank] heeft haar vordering, gelet op de competentiegrens, beperkt tot € 25.000,-, en afstand gedaan van het meerdere. Op grond van het voorgaande heeft [bank] van [appellant] gevorderd de betaling van € 25.000,- vermeerderd met de contractuele rente ad 14,7% per jaar over
€ 21.284,23 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.2.2.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.In het tussenvonnis van 25 maart 2015 heeft de kantonrechter de zaak naar de rol verwezen teneinde [bank] onder meer in de gelegenheid te stellen bij akte te reageren op de detentieverklaring, die [appellant] bij conclusie van dupliek in het geding heeft gebracht, en waaruit volgens hem blijkt dat hij de schulden, die na 6 maart 2012 zijn ontstaan, niet heeft kunnen maken omdat hij toen gedetineerd was.
3.3.2.Nadat [bank] een akte na tussenvonnis heeft genomen, waarop [appellant] bij antwoordakte heeft gereageerd, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 22 juli 2015 de vordering van [bank] toegewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.