Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
[appellante],
5.Het verdere procesverloop
6.De nadere beoordeling
“Om die reden hebben wij een stukje zekerheid ingebouwd. Die zekerheid bestond eruit dat een deel van de overnamesom zal worden terugbetaald als de omzet over het eerste jaar minder zou zijn dan € 150.000,-”.
“Van de overnamesom van € 100.000,- zou € 50.000,- bestaan uit een lening. Deze lening zou worden kwijtgescholden als de omzet over het eerste jaar minder zou zijn dan € 150.000,-. De omzetten over de eerdere jaren waren, met de uitzondering van 2007, redelijk en een omzet van € 150.000,- vonden wij naar [geïntimeerde] toe reëel: [geïntimeerde] was akkoord met dit voorstel. [geïntimeerde] zei ons: “Dat zit er altijd in”. [geïntimeerde] doelde daarmee op een omzet van € 150.000,- over het eerste jaar.”
“In verband met de onzekerheid over de leveranties uit China is afgesproken dat van deze € 100.000,- de helft een lening zou zijn. Afgesproken was dat deze lening zou worden kwijtgescholden. Er is eigenlijk nooit gesproken over de vraag op welk moment de lening zou worden kwijtgescholden. Hij zou worden kwijtgescholden als de omzet van € 150.000,- zou zijn gerealiseerd, maar niet besproken is of dit de omzet over 2008, de omzet over 2008 en 2009 of de omzet over 2008 en de daarop volgende jaren zou zijn. Feitelijk is dus nooit een datum genoemd. Als de omzet van € 150.000,- zou zijn gerealiseerd, dan zou de lening worden kwijtgescholden. Ik zeg nu dat ik het eerlijk zou vinden als de lening in ieder geval op 31 december 2009 zou worden kwijtgescholden. Ik zou nooit akkoord zijn gegaan met een omzet van € 150.000,- per 31 december 2008 als voorwaarde voor de kwijtschelding. Als [appellant] twee of drie facturen hadden verstopt of als er één container te laat was aangekomen of als men een maand ziek was geweest, had ik namelijk al geen aanspraak meer kunnen maken op deze kwijtschelding.”