In deze zaak gaat het om een herzieningsbeschikking van de Inspecteur met betrekking tot de persoonsgebonden aftrek (PGA) van belanghebbende over het jaar 2010. Op het aanslagbiljet IB/PVV 2010 was een bedrag van € 40.528 vermeld als te verrekenen persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren. Door een fout was ditzelfde bedrag ook vermeld als te verrekenen persoonsgebonden aftrek in de daaropvolgende jaren. De Inspecteur herzag de PGA per 31 december 2010 naar nihil. Het Hof oordeelt, net als de Rechtbank, dat de fout redelijkerwijs kenbaar was voor belanghebbende. De herzieningsbeschikking is gegeven op basis van artikel 6.2a van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die het mogelijk maken om een beschikking te herzien indien er sprake is van een fout die voor de belastingplichtige kenbaar was. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing is genomen op 6 oktober 2017 door een meervoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij belanghebbende in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 oktober 2015.