In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep, na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft een geschil tussen een belanghebbende en de Ontvanger van de Belastingdienst over een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990. De beschikking was gegeven voor door [bedrijf 1] B.V. verschuldigde omzetbelasting. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting, en ook de Ontvanger was afwezig, maar had voorafgaand aan de zitting kennis gegeven van zijn afwezigheid.
De Ontvanger heeft besloten de beschikking tot aansprakelijkstelling in te trekken, rekening houdend met de persoonlijke en financiële omstandigheden van de belanghebbende. Hierdoor had de belanghebbende geen belang meer bij het hoger beroep, wat leidde tot de verklaring van niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het Hof heeft tevens bepaald dat de Ontvanger het griffierecht van € 45 dat de belanghebbende had betaald voor de behandeling bij de rechtbank, moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en belastingrecht, en het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.