ECLI:NL:GHSHE:2017:4510

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
200.181.409_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij installatie van een koelsysteem in de varkenshouderij

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de maatschap [de maatschap] tegen Electro [elektro] B.V. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de installateur van een klimaatregelingssysteem in een varkensstal. De maatschap, bestaande uit leden [lid maatschap 1] en [lid maatschap 2], heeft in eerste aanleg een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, aangevochten. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen op 19 januari 2016 en 27 juni 2017, waarin het hof partijen de gelegenheid heeft gegeven om zich uit te laten over bepaalde punten. In het tussenarrest van 27 juni 2017 heeft het hof vastgesteld dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is en heeft het vragen geformuleerd die aan de deskundige voorgelegd moeten worden.

In de verdere procedure heeft het hof de maatschap en Electro [elektro] B.V. gevraagd om aanvullende vragen te formuleren voor de deskundige. De maatschap heeft voorgesteld om de heer [deskundige] van Klima+ als deskundige te benoemen, terwijl Electro [elektro] B.V. de heer P. van der Voorst heeft voorgesteld. Het hof heeft uiteindelijk besloten om P. van der Voorst als deskundige te benoemen, omdat deze niet in het deskundigenbestand van het hof voorkomt, maar zijn toelichting voldoende was om hem te benoemen.

Het hof heeft in deze uitspraak de vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de vraag of de installateur in 2008 het systeem zodanig had moeten inregelen dat tocht of valwind werd voorkomen. Ook is er aandacht voor de verantwoordelijkheden van de installateur en de varkenshouder met betrekking tot de aanpassing van het systeem bij veranderende omstandigheden. Het hof heeft verder bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste van de maatschap komen en heeft een termijn gesteld voor het indienen van het deskundigenrapport. De zaak is verwezen naar de rol in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.181.409/01
arrest van 17 oktober 2017
in de zaak van

1.de maatschap Maatschap [de maatschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
a. [lid maatschap 1] en
b. [lid maatschap 2] ,
leden van de maatschap,
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna gezamenlijk aan te duiden in enkelvoud als de maatschap,
advocaat: mr. G.D. Bosman,
tegen
Electro [elektro] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg,
als vervolg op de door dit hof gewezen tussenarresten van 19 januari 2016 en 27 juni 2017 in het bij exploot van dagvaarding van 3 november 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 12 augustus 2015, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen de maatschap als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het tussenarrest van 27 juni 2017

Bij dat arrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de in rov. 3.8 van dat arrest genoemde punten.

2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de akte uitlating van de maatschap;
  • de akte uitlating van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is en daartoe een drietal vragen geformuleerd.
3.2.
De maatschap heeft voorgesteld daaraan enkele vragen als vierde vraagpunt toe te voegen. [geïntimeerde] heeft daartegen geen bezwaar.
Het hof zal de door de maatschap voorgestelde aanvullende vragen als vraagpunt 3 aan de deskundige ter beantwoording voorleggen.
3.3.
[geïntimeerde] heeft voorgesteld aan de tweede door het hof geformuleerde vraag na het woord “
aan te passen” toe te voegen: “
gelet ook op de wezenlijke verandering (toename) in stalbezetting sinds de ingebruikname van de stal in september 2008”.
Het hof acht dit een nuttige toevoeging, zodat het hof deze toevoeging in de vraag zal opnemen.
3.4.
Partijen geven de voorkeur aan de benoeming van één deskundige.
De maatschap stelt voor als deskundige te benoemen de heer [deskundige] van Klima+, [adres] te [kantoorplaats] .
[geïntimeerde] stelt voor als deskundige te benoemen de heer P. van der Voorst van [klimaatbeheersing] Klimaatbeheersing, [adres] te [kantoorplaats] .
3.5.
Het hof heeft geconstateerd dat de genoemde deskundigen niet voorkomen in het deskundigenbestand van het hof.
Gelet op de toelichting die [geïntimeerde] geeft omtrent de door haar voorgestelde deskundige zal het hof P. van der Voorst tot deskundige benoemen.
3.6.
Zoals in het tussenarrest van 27 juni 2017 aangekondigd zal het hof het voorschot op de kosten van de deskundige ten laste brengen van de maatschap.

4.De uitspraak

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
4.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de navolgende vragen:
Had een redelijk handelend en redelijk bekwaam installateur het klimaatregelingssysteem, zoals [geïntimeerde] dat (met overcapaciteit) in september 2008 in de stal van de maatschap heeft geïnstalleerd, al in september 2008 zodanig dienen in te regelen dat, indien de buitentemperatuur aanleiding zou geven tot beheersing van het klimaat in de stal, de ventilatoren niet maximaal kunnen draaien en de inlaatkleppen niet maximaal kunnen openstaan, maar dat een en ander wordt begrensd tot 80%, respectievelijk 70% van dat maximum, althans tot een zodanige grens dat het ontstaan van tocht of een valwind, zoals die zich in casu op 10 april 2009 heeft voorgedaan, wordt voorkomen?
Wie zorgt in de praktijk voor de aanpassing van/controle op de inregeling van het aangelegde systeem als de omstandigheden zich wijzigen (van winter naar zomer; met of zonder luchtwasser)? Is dat de installateur of de varkenshouder? Meer in het bijzonder: indien [geïntimeerde] in september 2008 het systeem redelijkerwijs wel kon inregelen zoals gedaan - naar het hof begrijpt gelet op de wintertemperatuur en met het oog op de komst van een luchtwasser op korte termijn - had het dan op de weg van [geïntimeerde] gelegen uit eigen beweging maatregelen te nemen voor het geval dat de buitentemperatuur zou stijgen boven de 20 graden Celsius en de luchtwasser nog niet was aangelegd of operationeel, of kan van de maatschap worden verwacht de tocht in de gaten te houden en de inregeling aan te passen, gelet ook op de wezenlijke verandering (toename) in stalbezetting sinds de ingebruikname van de stal in september 2008?
Worden de instellingen van het klimaatregelingssysteem gebruikelijk beveiligd met een “sleutel” (code)? Zijn de instellingen van het klimaatregelingssysteem van de maatschap beveiligd met een “sleutel” (code)? Is het mogelijk om de instellingen te wijzigen zonder een “sleutel” (code) in een mate om het ontstaan van tocht of een valwind te voorkomen of ongedaan te maken?
Geven de in rov. 3.7.1 van het tussenarrest van 27 juni 2017 vermelde constateringen van de deskundige Loeffen en de in rov. 3.7.2 van dat arrest vermelde standpunten van partijen U aanleiding tot nadere opmerkingen, en zo ja, welke ?
4.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
P. van der Voorst
Adres:
[klimaatbeheersing] Klimaatbeheersing
[adres]
[postcode] [kantoorplaats]
Tel: [telefoonnummer]
e-mail: [e-mailadres]
4.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
4.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
4.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 650,- inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat de maatschap laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
4.6.
benoemt mr. W.H.B. den Hartog Jager tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
4.7.
verwijst de zaak naar de rol van 20 februari 2018 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van de maatschap;
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, M.G.W.M. Stienissen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 oktober 2017.
griffier rolraadsheer