In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de vader moet betalen aan zijn jongmeerderjarige kind. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, betwistte de ingangsdatum van de alimentatie en de hoogte van de bijdrage. De rechtbank had bepaald dat de vader vanaf 20 mei 2016 een maandelijkse bijdrage van € 285,67 moest betalen. De vader stelde dat hij pas vanaf de datum van betekening van de beschikking, 28 juli 2016, rekening had kunnen houden met de alimentatieverplichting.
Het hof oordeelde dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie op 20 mei 2016 moest blijven, omdat het verzoekschrift van de jongmeerderjarige op die datum was ingekomen. Het hof benadrukte dat de behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol speelt bij de onderhoudsplicht van de ouders, aangezien ouders onderhoudsplichtig zijn jegens hun kinderen tot 21 jaar, ongeacht hun financiële situatie. De vader had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de jongmeerderjarige in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien.
De draagkracht van de vader werd vastgesteld op € 245,77 per maand, wat hij moest verdelen over zijn kinderen. Het hof bepaalde dat de vader de jongmeerderjarige een bedrag van € 245,77 per maand moest betalen van 20 mei 2016 tot 1 maart 2017, en € 53,89 per maand vanaf de datum waarop de jongmeerderjarige 18 jaar werd. De eerdere beschikking van de rechtbank werd vernietigd, maar de vader hoefde geen terugbetalingsverplichting aan de jongmeerderjarige op te leggen voor eerder betaalde alimentatie.