In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de kinderalimentatie en de partneralimentatie na de echtscheiding van de partijen. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de man, verweerder in het principaal hoger beroep, de hoofdverblijfplaats bij zichzelf had laten vaststellen. De rechtbank had in haar beschikking van 22 september 2016 de echtscheiding uitgesproken en het hoofdverblijf van de kinderen bij de man bepaald, alsook de kinderalimentatie vastgesteld op € 211,14 per kind per maand en het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen.
De vrouw ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man had bepaald en dat de alimentatie niet in overeenstemming was met de behoeften van de kinderen en haar eigen behoeften. De man voerde in incidenteel appel aan dat de kinderalimentatie op nihil moest worden gesteld vanwege gewijzigde omstandigheden. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2017 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
Het hof heeft de grieven van de vrouw en de man gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man moest blijven, gezien de stabiliteit en de positieve ontwikkeling van de kinderen. De verzoeken van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling en de kinderalimentatie zijn afgewezen. Het hof heeft ook geoordeeld dat de lotsverbondenheid tussen de vrouw en de man was verbroken, waardoor het verzoek om partneralimentatie niet kon worden toegewezen. De bestreden beschikking van de rechtbank is in zijn geheel bekrachtigd.