Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Overwegende dat:
Overwegende:
In totaal heeft het [Z-concern] de afdrachtvermindering voor 5.833 werknemers geclaimd (zijnde ca. 20% van het totale personeelsbestand van belanghebbende en de andere groepsmaatschappijen):
Werken als Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent
- Individueel overleg (begeleidingsgesprek)
- Functioneringsgesprekken
- Praktijkbeoordelingen (beoordelingsgesprek)
- Etc.
- het stellen van doelen/persoonlijke leerdoelen, reflectie op werksituaties en gedrag en communicatie gerelateerd aan de themagerichte competentieontwikkeling.
- voorafgaand aan het overleg moet duidelijk worden aangegeven wat er van wie wordt verwacht
- de evaluatiemethode van het praktijkleermoment moet duidelijk zijn
- de aanwezigheid op deelnemersniveau wordt geregistreerd
- de rol van de begeleider(s) moet duidelijk zijn
- Verslag functionering/beoordelingsgesprek
- Etc.
Artikel 6. Salaris
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Artikel 1.1.1. Begripsbepalingen
aals de onder
bbedoelde leerweg.
atot en met
e, richten zich op de kwalificatie voor opeenvolgende niveaus van beroepsuitoefening, waarbij de assistentopleiding is gericht op het eerste en de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding op het vierde en hoogste niveau van beroepsuitoefening.
c, bedoelde deel van de eindtermen heeft gerealiseerd. Het bevoegd gezag betrekt bij die beoordeling het oordeel van het bedrijf onderscheidenlijk de organisatie, met inachtneming van de desbetreffende in de onderwijs- en examenregeling op te nemen regels.
Staatscourant.
Aanhef en tekst van artikel 7.2.10, eerste lid, van de WEB zoals dit luidde tot en met 31 juli 2008:]
.Het eerste middel faalt derhalve.”
De Inspecteur heeft voorts gesteld, dat het feit dat de POK’s ondertekend zijn door een intercedent als praktijkbegeleider, impliceert dat die praktijkbegeleider - gelet op de grote aantallen deelnemers - niet de vereiste praktijkbegeleiding kón verzorgen. Voor zover de Inspecteur hiermee bedoelde te stellen dat daarom belanghebbende geen recht zou hebben op de afdrachtvermindering, faalt die stelling, nu de ondertekening van de POK als zodanig niet betekent, dat de functionaris, die namens de organisatie tekent, ook persoonlijk de praktijkbegeleiding verzorgt.
In de door belanghebbende aangeleverde deelnemersdossiers bevinden zich vastleggingen van (aanwezigheid bij) lessen en teambuildingactiviteiten, ‘ [Z-concern] Academy – student reports’, diverse (niet-erkende) certificaten, evaluaties van gevolgde lessen, verslagen van praktijkopdrachten en lessen en vastleggingen van beoordelingsgesprekken ter zake waarvan belanghebbende, door de Inspecteur onvoldoende weersproken, heeft gesteld dat daarin tevens de vervulde praktijkopdrachten aan de orde kwamen. Uit deze documenten blijkt naar het oordeel van het Hof van een aansluiting tussen genoemde lessen, teambuildingactiviteiten en praktijkopdrachten en het opleidingsprogramma AKA respectievelijk de studiewijzer en Handleiding Beroepspraktijkvorming LM. Op grond van de overgelegde stukken acht het Hof aannemelijk dat de door de deelnemers gevolgde beroepspraktijkvorming onderdeel heeft uitgemaakt van de AKA- en LM-opleiding. Naar het oordeel van het Hof is met dit een en ander voldoende komen vast te staan dat de deelnemers daadwerkelijk beroepspraktijkvorming hebben gevolgd, die behoort tot één van beide opleidingen. Het Hof merkt hierbij ten overvloede op dat de aan te leren vaardigheden van beide opleidingen veelal (zeer) eenvoudig van aard zijn en daardoor al snel aansluiten op de normaal op de werkvloer te verrichten werkzaamheden.
Voorts is niet in geschil dat belanghebbende over 2010 als gevolg van een automatiseringsfout ten onrechte € 460 heeft geclaimd aan afdrachtvermindering.
Het totale bedrag van de naheffing is door belanghebbende onweersproken becijferd op € 2.412. De naheffingsaanslagen zijn in zoverre terecht opgelegd.
€ 1.485.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de boetebeschikking, de vergoeding van immateriële schade, de vergoeding van het griffierecht en de proceskostenvergoeding;
- verklaarthet tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraken van de Inspecteur;
- vermindertde naheffingsaanslag 2008 tot € 137, de naheffingsaanslag 2009 tot
€ 447, de naheffingsaanslag 2010 tot € 1.078 en de naheffingsaanslag 2011 tot
€ 750;
- vermindertde beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig;
- gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 503 vergoedt; en
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten aan de zijde van belanghebbende van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bij het Hof, vastgesteld op € 1.485.