ECLI:NL:GHSHE:2017:828

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
200.185.562_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over studieovereenkomst met baangarantie en waardebepaling partiële ontbinding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Roca B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Roca, een bemiddelingsbureau, had een studieovereenkomst gesloten met [geïntimeerde], die in Roemenië een huisartsenpraktijk had. De overeenkomst hield in dat [geïntimeerde] een taalcursus zou volgen met de belofte van een baangarantie bij Vitalis Woonzorg Groep. Echter, na het afronden van de cursus kreeg [geïntimeerde] geen baan aangeboden, wat leidde tot een geschil over de betaling van de studiekosten. Roca vorderde het restant van de studiekosten, terwijl [geïntimeerde] zich beriep op wanprestatie en een partiële ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter had in eerste aanleg een deel van de vordering toegewezen, maar Roca ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat Roca tekort was geschoten in haar verplichtingen, omdat de baangarantie niet was gerealiseerd. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor wat betreft de afgewezen rente en veroordeelde [geïntimeerde] tot betaling van een klein bedrag aan rente, maar bekrachtigde de overige beslissingen van de kantonrechter. Roca werd in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.185.562/01
arrest van 28 februari 2017
in de zaak van
[Roca] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Roca,
advocaat: mr. P. Tijsterman te Uithoorn,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S. Dirven te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 8 december 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 9 september 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen Roca als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3651548 CV EXPL 14-7464)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het comparitievonnis van 25 februari 2015.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met zes grieven en producties;
  • de memorie van antwoord;
  • de bij H16-formulier door Roca nagezonden ‘Aantekeningen van de zitting’ van 22 mei 2015.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende door de kantonrechter vastgestelde feiten. Deze zijn in hoger beroep niet betwist en dienen het hof derhalve tot uitgangspunt.
- Roca is een bemiddelingsbureau, onder andere in het werven van personeel uit het
buitenland ten behoeve van de Vitalis Woonzorg Groep (verder te noemen: Vitalis);
- [geïntimeerde] had, voordat zij werkzaam werd in Nederland, in Roemenië een huisartsenpraktijk;
- [geïntimeerde] is via een advertentie/ informatiebrochure van het bureau Match ‘n Select in
contact gekomen met Roca;
- tussen partijen is op 14 juli 2010 een studie- en een kredietovereenkomst gesloten;
- [geïntimeerde] is niet in dienst getreden bij de aanvankelijk voorgestelde werkgever;
- [geïntimeerde] heeft de kredietovereenkomst volledig afbetaald. Op het bedrag voortvloeiende uit de studieovereenkomst, heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 6.015,- betaald.
De studieovereenkomst staat op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 1976, maar het hof begrijpt uit de gedingstukken (waarin ook de naam [naam 2] voorkomt) dat zij dezelfde persoon is als [geïntimeerde] , ook geboren op [geboortedatum] 1976.
3.2.
Het geschil
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Roca - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep - betaling van het restant van het verschuldigde uit hoofde van de tussen partijen gesloten studieovereenkomst, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten, proceskosten en rente.
In hoger beroep wordt deze vordering aldus gespecificeerd:
€ 8.985,- hoofdsom
€ 3.966,12 contractuele rente tot 25 november 2014
pm verzuimrente
€ 824,25 buitengerechtelijke kosten.
De hoofdsom is berekend doordat op het verschuldigde, overeengekomen bedrag van € 15.000,- door [geïntimeerde] in totaal € 6.015,- in mindering is betaald. De hoogte van de aflossingen is niet in geschil.
3.2.2.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter € 2.857,75 (€ 2.485,- aan hoofdsom en € 372,75 aan buitengerechtelijke kosten) toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente plus 2% over € 2.485,- vanaf 25 november 2014 (datum inleidende dagvaarding) tot de dag der voldoening.
3.2.3.
De kantonrechter heeft het beroep van [geïntimeerde] op wanprestatie aan de zijde van Roca, alsmede haar daaruit voortvloeiende beroep op buitengerechtelijke partiële ontbinding (punt 15 cva; zij heeft geen reconventionele vordering tot ontbinding ingesteld) gehonoreerd (rov. 3.9). Deze partiële ontbinding betreft het verschil tussen hetgeen [geïntimeerde] voorstelt om te betalen voor geleverde diensten, namelijk € 8.500,-, en de overeengekomen prijs van € 15.000,-.
Toegewezen is mitsdien € 8.500,- minus hetgeen was betaald, € 6.015,-, is € 2.485,-.
Dit bedrag van € 8.500,- wordt in hoger beroep, op zich zelf genomen, niet betwist. Roca betwist de wanprestatie (toerekenbare tekortkoming).
3.2.4.
De eerste vier grieven hebben betrekking op wanprestatie, grief 5 gaat over de contractuele rente ad 7% tot 25 november 2014 (dus hoger dan de toegewezen wettelijke rente), grief 6 over de buitengerechtelijke kosten.
Het geschil met betrekking tot de toerekenbare tekortkoming spitst zich toe op de vraag of sprake is van een baangarantie voor [geïntimeerde] , na afsluiting van haar cursus Nederlands – daarop heeft grief 2 betrekking – en op de vraag of het aan Roca kan worden toegerekend dat [geïntimeerde] via Roca geen baan heeft gekregen – daarover gaan de grieven 1 en 3. Grief 4 bouwt op de eerdere grieven voort en heeft geen zelfstandige betekenis.
3.3.
Grief 2, de baangarantie bij Vitalis
3.3.1.
In punt 5 van de conclusie van antwoord stelt [geïntimeerde] het volgende:
[geïntimeerde] ondertekent de [hof: studie]overeenkomst in de veronderstelling dat zij na de talencursus verzekerd is van een baan bij Vitalis, waarbij Vitalis bovendien de vergoeding betaalt als zij drie jaar lang werkzaam blijft bij Vitalis. De zekerheid van de baan is voor [geïntimeerde] van doorslaggevende betekenis om met Roca in zee te gaan. Het is geen makkelijke beslissing, zij verlaat haar thuisland, zegt haar baan op en verlaat haar familie om in een vreemd land voet aan de grond te krijgen en aan het werk te gaan.
3.3.2.
Deze grief keert zich tegen de conclusie in rov. 3.7 van het bestreden vonnis, luidende:
(…) leidt de gesloten overeenkomst in onderlinge samenhang met de namens Roca opgestelde brochure naar het oordeel van de kantonrechter, er dan ook toe dat [geïntimeerde] op grond van het onder 3.6 aangehaald criterium redelijkerwijs had mogen verwachten dat de baangarantie een onderdeel was van de tussen Roca en [geïntimeerde] gesloten overeenkomst.
De passages uit de studieovereenkomst, die door [geïntimeerde] is ondertekend op 14 juli 2010, waarnaar de kantonrechter verwijst, luiden:
(…) dat aan Student door een Nederlandse werkgever een baan in Nederland is aangeboden
en
Het doel van deze overeenkomst is (…)
Te bewerkstelligen dat de student in aanmerking zal komen voor de door een Nederlandse werkgever voorwaardelijk toe te zeggen vergoeding voor de uitgaven van een [Roca] .
De passages uit de brochure van Match ’n Select, een organisatie die ten behoeve van Roca artsen in Roemenië werft, waarnaar de kantonrechter verwijst, luiden:
The Dutch care institution Vitalis Woonzorg Groep is looking for: specialists geriatrics and/or general practitioners (…)
en
[Roca] exclusively works on the basis of assignments of Dutch healthcare institutions. That’s why [Roca] can guarantee a job with the Dutch employer, right after finishing the training.
en
The successful finishing of the preparation training guarantees a direct employment contract with the Dutch employer.
Het criterium waarop de kantonrechter in de onder 3.3.2 aangehaalde overweging doelt, is de Haviltex-maatstaf.
3.3.3.
In de toelichting op de grief stelt Roca, kort samengevat:
- dat zij niet op de hoogte was van de brochure;
- dat Match ’n Select geen onderdeel van Roca is;
- dat Roca niet verantwoordelijk is voor de inhoud van de brochure;
- dat zij niet gehouden is te bespreken dat de brochure afwijkt van de studieovereenkomst;
- dat de baangarantie van Match ’n Select geen onderdeel was van de studieovereenkomst;
- dat Roca geen toezegging heeft gedaan in de studieovereenkomst.
3.3.4.
Het hof stelt voorop dat – anders dan Roca kennelijk tot uitgangspunt neemt – het geschil niet kan worden beantwoord uitgaande van het bestaan van een (geïsoleerde) studieovereenkomst, maar dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt gekenmerkt door zowel aspecten van de bemiddeling (naar een baan) als van het verschaffen van een talencursus (Roca is een bemiddelingsbureau dat in dat kader taalcursussen verzorgt). De contacten met Vitalis zijn tot stand gebracht door Roca (zie pagina 1 van de aantekeningen van de zitting in eerste aanleg). Er is sprake van een gemengde overeenkomst. Maar ook als die rechtsverhouding kan worden gedeeld in twee zelfstandige overeenkomsten, dan nog bestaat er een dusdanige verbondenheid dat wanneer wordt vastgesteld dat Roca tekort is geschoten in de bemiddeling – er is geen baan bij Vitalis tot stand gekomen – dit bijgevolg ook gevolgen kan hebben voor de studieovereenkomst (vgl. HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4992). Dat geen sprake zou zijn geweest van één overeenkomst, althans niet van twee nauw samenhangende overeenkomsten, wordt door Roca niet (expliciet) gesteld en is bovendien niet, althans onvoldoende onderbouwd.
3.3.5.
Voor de vraag waartoe Roca gehouden is in het kader van de bemiddeling komt het aan op uitleg van de overeenkomst (Haviltex) in genoemde samenhang beschouwd, waarbij mede de wijze van totstandkoming dient te worden betrokken om te kunnen vaststellen welke verwachtingen gewekt zijn door Roca en welke verwachtingen [geïntimeerde] mocht koesteren. Anders gezegd: hangen baan en talencursus zodanig met elkaar samen dat [geïntimeerde] realisering van de haar door bemiddeling van Roca door Vitalis aangeboden baan mocht verwachten nadat zij de talencursus met goed gevolg had afgelegd en moest Roca er rekening mee houden dat bij [geïntimeerde] die verwachting leefde, dit ook in het geval dat de studieovereenkomst niet met zoveel woorden een baangarantie gaf en ongeacht de exacte inhoud van de rechtsverhouding tussen Roca en Match ’n Select (degene die in Roemenië belast is met de werving van personeel dat door Roca in Nederland bemiddeld gaat worden)?
Dat Roca, zoals zij stelt, niet op de hoogte was van de brochure van Match ’n Select en dat zij geen verantwoordelijkheid draagt voor diens optreden kan [geïntimeerde] niet worden tegengeworpen. Roca heeft voor de bemiddeling gebruik gemaakt van de diensten van Match ’n Select, zodat diens handelwijze aan Roca kan worden toegerekend. Op het moment van het ondertekenen van de (studie)overeenkomst, dus vóór de aanvang van de talencursus, had [geïntimeerde] een baan aangeboden gekregen van Vitalis, met bemiddeling van Roca. Dit aanbod maakt zelfs deel uit van de voorgedrukte passages in de studieovereenkomst (alleen het bruto maandloon is met de pen ingevuld).
3.3.7.
Roca stelt dat het niet doorgaan van de baan niet in haar invloedssfeer ligt, en of althans haar niet kan worden toegerekend. Roca wist, in ieder geval behoorde te weten, dat voor [geïntimeerde] een geslaagde bemiddeling – dus een baan bij Vitalis voor langere duur – essentieel was voor het volgen en bekostigen van de cursus Nederlands. De taalcursus neemt maanden in beslag en is voor [geïntimeerde] een grote investering in haar toekomst (buiten Roemenië). Zij doet een grote inspanning om Nederlands te leren, een inspanning die zich moet uitbetalen in inkomen. Het spreekt voor zich dat die investering eerder zal worden aanvaard als er een baangarantie bestaat, dan zonder zo’n garantie.
Blijkens artikel 5.1 van de studiekostenovereenkomst is de student ( [geïntimeerde] ) voor de talencursus een vergoeding van € 15.000,- aan Roca verschuldigd. In artikel 11 van die overeenkomst verplicht de student zich onherroepelijke volmacht aan de werkgever (Vitalis) te geven om ten laste van zijn nettosalaris aan Roca betaling te doen voor de studiekosten. Daarmee is beoogd dat de studiekosten zouden worden gefinancierd uit de baan.
Ook Roca verkeerde ten tijde van het aangaan van de studieovereenkomst derhalve in de veronderstelling dat [geïntimeerde] de baan bij Vitalis zou krijgen en daaruit de studiekosten zou kunnen betalen (bij afbetaling in drie jaar is dat € 416,67 per maand).
3.3.8.
Uit de tekst van de studieovereenkomst blijkt niet wie de kosten van de talencursus moet dragen in het zich hier voordoende geval dat de door Vitalis aangeboden baan niet gerealiseerd is geworden door omstandigheden die aan de zijde van Vitalis zijn opgekomen.
Het hof is van oordeel dat in dat geval van Roca kan worden verwacht in die kosten bij te dragen. Roca kan immers niet verwachten dat [geïntimeerde] de volledige studiekosten aan Roca uit privévermogen zal betalen als een belangrijk deel van de tegenprestatie daarvoor – het bemiddelen naar een baan bij Vitalis – niet wordt gerealiseerd.
3.3.9.
De (samengestelde) overeenkomst strekte tot bemiddeling naar een baan bij Vitalis na afronding van de talencursus. Aan die verplichting heeft Roca alleen in zoverre voldaan dat [geïntimeerde] aanvankelijk een baan aangeboden heeft gekregen. Het voltooien van de bemiddeling (het realiseren van de baan) was afhankelijk van het behalen van de cursus Nederlands. Aan die voorwaarde heeft [geïntimeerde] voldaan. Andere voorwaarden, althans voorwaarden waaraan [geïntimeerde] niet voldeed, worden niet gesteld. Daarna heeft Vitalis haar aanbod niet gestand gedaan. Roca heeft daarmee niet aan haar toezegging jegens [geïntimeerde] kunnen voldoen, namelijk dat [geïntimeerde] de gemaakte studiekosten kan financieren uit de bij Vitalis te verwerven inkomsten. Roca is mitsdien tekort geschoten in haar verplichtingen jegens Roca. Dit rechtvaardigt de partiële ontbinding van de overeenkomst.
3.3.10.
Dat Vitalis haar toezegging niet gestand heeft gedaan komt onder deze omstandigheden dus (in ieder geval deels) voor rekening en risico van Roca. Deels omdat [geïntimeerde] ook voordeel heeft behaald uit de cursus (ze is in Nederland werkzaam). Daaraan doet niet af dat, zoals Roca stelt (3.2 mvg), de handelwijze van Vitalis buiten haar invloedssfeer valt. Deze valt namelijk ook buiten de invloedssfeer van [geïntimeerde] . Het gaat er dus om voor wiens rekening deze voor beide partijen onverwachte situatie komt. De verdeling € 8.500,- voor [geïntimeerde] en € 6.500,- voor Roca is door Roca in rechte niet ter discussie gesteld, zodat het hof daarvan moet uitgaan.
3.3.11.
Grief 2 faalt.
3.4.
De grieven 1 en 3
3.4.1.
In de toelichting op deze grieven stelt Roca dat het onjuist is dat het ingezette vervolgtraject zich niet heeft voltrokken omdat Vitalis het aanbod voor een functie heeft ingetrokken. Dit is volgens Roca onjuist, want [geïntimeerde] heeft besloten verder zelfstandig door te gaan. Zij verwijst naar een e-mail van 23 juli 2011.
3.4.2.
Uit de overgelegde e-mails blijkt dat op 23 juli 2011 een baan bij Vitalis al niet meer aan de orde was. In de e-mails is sprake van bemiddeling bij TanteLouise en Proteion.
3.4.3.
Met deze grieven miskent Roca dat zij heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de (arbeids)overeenkomst tussen [geïntimeerde] en Vitalis en niet met een andere organisatie. Vitalis heeft haar toezegging (dat de studiekosten uit inkomsten bij Vitalis kon worden voldaan) niet gestand gedaan. Als gevolg daarvan is de overeenkomst partieel ontbonden. Partijen hebben de waarde van die ontbinding gefixeerd op het verschil tussen € 15.000,- en € 8.500,-.
3.4.4.
In 3.3 mvg voert Roca aan dat zij, na het bekend worden van de intrekking van het baanaanbod door Vitalis, geheel onverplicht al het mogelijke heeft gedaan om [geïntimeerde] aan een baan te helpen in Nederland. Daaruit volgt dan dat [geïntimeerde] ook niet (contractueel) gehouden was tot medewerking. Daarbij zijn problemen gerezen (zittingsaantekeningen pagina 3 bovenaan). Het is onder deze omstandigheden niet onbegrijpelijk dat [geïntimeerde] na een zekere periode haar eigen weg is gaan vervolgen en heeft afgezien van verdere bemiddeling door Roca. [geïntimeerde] heeft vervolgens zelf een baan gevonden. Naar het oordeel van het hof leidt, zelfs als moet worden aangenomen dat Roca een nieuwe baan voor [geïntimeerde] op dezelfde voorwaarden zou hebben gevonden, dit feit niet tot afwijzing van de partiële ontbinding van de overeenkomst (die immers was gegrond op het niet tot stand komen van een baan bij Vitalis), noch tot toekenning van een hoger bedrag dan het overigens niet betwiste bedrag van € 8.500,- (nu de waarde van de geleverde prestatie door partijen op dat bedrag is gefixeerd).
3.4.5.
De grieven falen.
3.5.
Grief 4, de rente
3.5.1.
Roca berekent (prod. 7 en 8 mvg) de contractuele rente ad 7% over € 15.000,-, verminderd met de afbetaalde bedragen, over de periode vanaf 4 juli 2010 tot de datum van de inleidende dagvaarding, kennelijk enkelvoudig berekend, op in totaal € 3.966,12.
3.5.2.
Deze vordering is gegrond op artikel 4 (b) van de studieovereenkomst luidende:
Omschrijving van de betalingsafspraken als bedoeld onder 1.3.
Hieronder wordt verstaan de mogelijkheid van uitstel van betaling voor de student van de overeengekomen vergoeding voor het door [Roca] geleverde onderwijs, resp. de geleverde diensten, tot het moment:
a Dat de Nederlandse werkgever de in artikel 5.1 genoemde vergoeding voor de student heeft betaald.
of, indien de student buiten [Roca] om in dienst treedt bij een Nederlandse of Vlaamse werkgever:
b de mogelijkheid om het in artikel 5.1 overeengekomen bedrag, verhoogd met 7% interest, in 15 maandelijkse termijnen te voldoen.
De bepaling is evenwel niet van toepassing nu zij ziet op een regeling van uitstel van betaling. Daarvan is geen sprake.
3.5.3.
Wettelijke rente is, als het mindere, wel verschuldigd, maar dan alleen nadat [geïntimeerde] in verzuim is geraakt. In de inleidende dagvaarding verwijst Roca naar productie 7, welke ontbreekt. De oudste – overgelegde - ingebrekestelling dateert van [geboortedatum] 2014 (productie 6).
De wettelijke rente berekend over de periode van 5 september 2014 tot 25 november 2014 over € 2.485,- bedraagt € 16,54. Dit bedrag is toewijsbaar.
3.6.
Grief 5, de buitengerechtelijke kosten
3.6.1.
Voor zover deze grief niet al voorwaardelijk is ingesteld, namelijk voor het geval meer wordt toegewezen dan in eerste aanleg, wat niet het geval is, faalt de grief, want het door de kantonrechter toegewezen bedrag is juist.
3.7.
Het vonnis waarvan beroept wordt vernietigd, maar alleen ten aanzien van de afgewezen rente over de periode vóór de inleidende dagvaarding. Roca zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, maar alleen voor zover de gevorderde rente over de periode vóór de inleidende dagvaarding werd afgewezen;
en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Roca € 16,54 te betalen ter zake van verschuldigde rente;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt Roca in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 711,- aan griffierecht en op € 894,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, J.F.M. Pols en M.E. Smorenburg en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 februari 2017.
griffier rolraadsheer