3.4.[appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen. De memorie van grieven bestaat uit een inleiding (A), een uiteenzetting van de relevante feiten en omstandigheden en de daaraan verbonden conclusies (B), een toelichting op het juridisch kader (C), een wijziging van eis (D), de grieven met toelichting (E), een bewijsaanbod (F) en een conclusie. De conclusie luidt dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en voorts tot (samengevat):
I. verklaring voor recht dat de stichting toerekenbaar tekort is geschoten, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [erflater] vanwege het nalaten om een melding te doen krachtens artikel 38 lid 2 Ziektewet en derhalve aansprakelijk is voor als gevolg daarvan geleden en nog te lijden schade;
II.
primair
veroordeling van de stichting om aan [appellant] te betalen:
a. € 214,48 bruto vanaf 1 november 2012, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 november 2012 en een bedrag van € 107,24 aan wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, te vermeerderen met wettelijke rente;
b. € 14.699,52 bruto, te vermeerderen met vakantietoeslag en wettelijke rente;
c. € 3.281,25 bruto te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en wettelijke rente;
d. € 656,25 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag, vanaf 1 april 2015 tot de dag waarop het UWV een uitkering toekent tot en met 19 augustus 2015;
alsmede € 656,25 netto ter zake een overlijdensuitkering te vermeerderen met vakantietoeslag, op grond van artikel 7:674 BW;
en subsidiair:
de stichting te gebieden om met terugwerkende kracht alsnog een melding te doen krachtens artikel 38 lid 2 Ziektewet, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
III.
veroordeling van de stichting tot betaling van € 1.155,32 ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
IV.
veroordeling van de stichting om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. veroordeling van de stichting in de proceskosten van beide instanties, nakosten daaronder begrepen.