Grief 5heeft betrekking op de rechtsoverwegingen 8, 9, 10 en 11 van het bestreden vonnis. Deze overwegingen hebben betrekking op de financiële situatie van [geïntimeerde 1] (en het concernverband waartoe zij behoort). In rechtsoverweging 11 werd overwogen:
Nu Concaris de cijfers waaruit de financiële situatie van [geïntimeerde 1] /Typhone zou kunnen blijken niet wil afwachten, heeft ook de kantonrechter geen duidelijke inzage in de financiële situatie van [geïntimeerde 1] /Typhone. Omdat uit de door [geïntimeerde 1] gegeven toelichting, die is onderbouwd met stukken, toch zeker een noodzaak tot ingrijpen in de bedrijfsvoering blijkt, is de kantonrechter van oordeel dat ook [geïntimeerde 1] een belang heeft bij een oordeel over haar voornemen tot voortijdig stopzetten van de exploitatie van het gehuurde.
Dit oordeel kan niet worden gegeven zonder inzage in de cijfers van [geïntimeerde 1] /Typhone die binnenkort bekend worden. Nu een kort geding procedure zich niet leent voor nader onderzoek, en overigens Concaris daarop ook niet wil wachten, kan op dit moment niet worden vastgesteld dat het spoedeisend belang dat Concaris heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het voortzetten van de exploitatie opweegt tegen het belang van [geïntimeerde 1] bij haar noodzaak tot het doorvoeren van een reorganisatie waarvan het stopzetten van de exploitatie van het gehuurde deel uitmaakt.
3.8.1.Ook in hoger beroep is geen compleet inzicht gegeven in de financiële situatie waarin het concern zich bevindt. Maar zelfs als er meer gegevens bekend zouden zijn, dan nog kan de waardering niet plaatsvinden zonder een deskundigenrapportage over de vraag of de financiële en commerciële reorganisatie die werd uitgevoerd gerechtvaardigd was (de verplaatsing van activiteiten naar Amersfoort gevolgd door een personeelsinkrimping) en of van [geïntimeerde 1] verlangd kan worden de gehuurde ruimten (personeelsmatig) te bezetten en daarin activiteiten te ontplooien die recht doen aan de verwachtingen die bij partijen bij het aangaan van de overeenkomst leefden, te weten een grote bezetting en meer activiteiten dan nu plaatsvinden.
3.8.2.In de toelichting op de grief (punt 69) betoogt Concaris dat op het beginsel van ‘contract is contract’ afwijking alleen mogelijk is als het gebruik van het gehuurde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Concaris betwist kennelijk dat daar sprake van is en stelt, samengevat, dat [geïntimeerde 1] die onaanvaardbaarheid niet heeft aangetoond. Zij miskent daarmee dat daarover de bodemrechter oordeelt. De vraag waarvoor de voorzieningenrechter zich geplaatst ziet, ook in dit hoger beroep, is of een voorlopige voorziening moet worden getroffen en of Concaris daarbij wel een voldoende belang, in het bijzonder spoedeisend belang heeft.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak (dit arrest). De omstandigheid dat de eisende partij lang heeft stilgezeten, kan bij die afweging een rol spelen, en de omstandigheid dat een rechtsvraag in geschil is waarop het antwoord niet evident is, kan leiden tot behoedzaamheid bij de toewijzing van de gevraagde voorziening, maar deze omstandigheden kunnen noch ieder voor zich noch in onderlinge samenhang het oordeel rechtvaardigen dat de eisende partij geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening (meer) heeft (HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553). In deze zaak gaat het aldus om het belang van [geïntimeerde 1] om financiële en commerciële maatregelen te nemen om verliezen te voorkomen, en het belang om geen verlieslatende exploitatie te moeten voortzetten (en kosten te maken om de reeds voltooide reorganisatie terug te draaien) tegenover het belang van Concaris om haar bedrijfsverzamelgebouw ‘gevuld’ te hebben.
3.8.3.Deze belangenafweging valt uit in het voordeel van [geïntimeerde 1] . Daarbij wordt in overweging genomen,
- dat inmiddels sprake is van voldongen eindsituatie, niet meer van een voornemen om de activiteiten beperken, en dat grote kosten en inspanningen (aantrekken personeel) gemoeid zullen zijn met het terugdraaien van de situatie;
- dat [geïntimeerde 1] de huur betaalt,
- dat het gehuurde niet ongebruikt achter is gelaten, maar dat er – zij het beperkt – toch nog wat activiteiten plaatsvinden,
- dat de gevolgen voor Concaris wat betreft de ‘uitstraling’ zeer beperkt zijn; van concrete financiële schade is niet gebleken;
- dat voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde 1] financieel in zwaar weer terecht is gekomen,
- dat voor [geïntimeerde 1] belangrijke commerciële redenen gelden die haar kennelijk noopte tot de maatregelen (de reorganisatie met ontslag van personeelsleden tot gevolg en de verplaatsing van de meeste activiteiten, met als gevolg grote financiële huurverplichtingen met bijna geen rendement),
- dat voor een deugdelijke beoordeling van de gerechtvaardigdheid van dit bedrijfsbeleid van [geïntimeerde 1] een deskundigenonderzoek noodzakelijk is, waarvoor in kort geding geen plaats,
- de omstandigheid dat de huurovereenkomst over ruim twee jaar afloopt (30 april 2019), een periode die in het algemeen te kort is voor het ontwikkelen van nieuwe activiteiten,
- dat de verlangde voorziening zeer ingrijpend van aard is en waarvan niet aanstonds vast staat dat die feitelijk gerealiseerd kan worden (zo zou er nieuw personeel aangenomen moeten worden),
- dat Concaris vordert een dwangsom op te leggen hoewel geenszins vast staat dat [geïntimeerde 1] niet in de onmogelijkheid verkeert om op korte termijn haar commerciële activiteiten uit te voeren zoals die in het verleden geschiedde.