ECLI:NL:GHSHE:2018:1385
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging niet-ontvankelijkheid van verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 285 lid 1 sub f Faillissementswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant 1] en [appellante 2] tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 december 2017, waarin zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat er voorafgaand aan het verzoek geen deugdelijke poging was ondernomen om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, wat volgens artikel 285 lid 1 sub f van de Faillissementswet vereist is.
De appellanten hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat zij wel degelijk inspanningen hebben geleverd om een minnelijk traject te doorlopen, maar dat deze pogingen niet zijn erkend door de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 21 maart 2018 hebben zij hun standpunt verder toegelicht, waarbij zij ook de rol van hun advocaat in het minnelijk traject benadrukten.
Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellanten voorafgaand aan hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling geen minnelijk traject hebben doorlopen en dat er geen akkoord aan hun schuldeisers is aangeboden. Dit is in strijd met de vereisten van de Faillissementswet. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het de appellanten niet ontvankelijk heeft verklaard in hun verzoeken tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het minnelijk traject en de noodzaak voor schuldenaren om eerst te proberen tot een buitengerechtelijke regeling te komen voordat zij een beroep doen op de wettelijke schuldsaneringsregeling.