6.1.In dit hoger beroep kan in beide zaken worden uitgegaan van de volgende feiten:
a. a) [geintimeerde (200.211.889_01)] heeft op 14 april 2011 van [appellante (200.211.889_01)] (en wijlen haar echtgenoot [overleden echtgenoot] ) voor € 335.000,= kosten koper gekocht de vrijstaande woning met garage aan de [adres 1] te [plaats] , kadastraal geregistreerd als perceel nummer [perceelnummer 1] (hierna de woning). De woning is op 4 juli 2011 aan [geintimeerde (200.211.889_01)] geleverd (prod. 2 inl. dagv.).
b) [geintimeerde (200.211.842_01)] trad op als de verkoopmakelaar met betrekking tot de woning. Dhr. [aankoopmakelaar en taxateur] (hierna [aankoopmakelaar en taxateur] ) trad op als aankoopmakelaar en taxateur.
c) De woning grenst aan de achterzijde aan de openbare weg, de [straat 1] . [appellante (200.211.889_01)] heeft in 1991 het perceel gekocht van de toenmalige eigenaren van het naastliggende perceel met kadastraal nummer [perceelnummer 2] aan de [adres 2] , dhr. [toenmalige eigenaar] en mw. [toenmalige eigenaresse] (hierna [toenmalige eigenaren] ). [appellante (200.211.889_01)] heeft vervolgens de woning op haar perceel gerealiseerd.
d) Tussen genoemde percelen ligt een perceel waarover een openbaar pad loopt dat de [straat 1] en [straat 2] verbindt. Dit perceel met kadastraal nummer [perceelnummer 3] was en is thans nog eigendom van [toenmalige eigenaren] . Perceel [perceelnummer 3] bestaat uit twee haaks op elkaar staande stroken. Naast de strook met het openbaar pad aan de zuidzijde bevat het perceel ook een strook die langs de voorzijde van de woning (oostzijde) loopt. Laatstgenoemde strook is geen openbare weg in de zin van de Wegenverkeerswet (aldus de afdeling Bestuursrechtspraak op 17 februari 2016 in het hoger beroep in het geding tussen [geintimeerde (200.211.889_01)] en de gemeente Stein).
e) Om de - aan de voorzijde van de woning gelegen - garage met de auto te bereiken, dient vanaf de openbare weg [straat 2] , eerst over een strook van het naastgelegen perceel [perceel] gereden te worden en daarna over het niet openbare deel van perceel [perceelnummer 3] (door [appellante (200.211.889_01)] aangeduid als “de kiezelweg”).
e) Aan de ingang van het perceel [perceel] staat een bordje “eigen weg”.
f) [appellante (200.211.889_01)] heeft (evenals andere buren) sinds de bouw van haar woning gereed was in 1992, altijd gebruik gemaakt van beide stroken om haar garage met de auto te bereiken. De eigenaresse van [perceel] (hierna [eigenaresse van perceel] ) heeft het niet openbare deel van perceel [perceelnummer 3] altijd gebruikt om haar auto achter haar huis te parkeren.
g) Bij brief van 19 december 2001 heeft de advocaat van [toenmalige eigenaren] (mr. Offermans, hierna Offermans) aan [appellante (200.211.889_01)] en [overleden echtgenoot] meegedeeld dat zij een deel van perceel [perceelnummer 3] zonder recht of titel in bezit hebben genomen door het te gebruiken als toegangsweg en tuin en hen gesommeerd het gebruik te staken (prod. 24 aan de zijde van [appellante (200.211.889_01)] ).
h) Bij brief van 12 april 2011 (prod. 12 inl. dagv.) zijn [appellante (200.211.889_01)] en [overleden echtgenoot] er door Offermans op gewezen dat zij hun rechtsopvolger correct en volledig dienen te informeren over het onbevoegde gebruik, zijn zij opnieuw gesommeerd dat gebruik te staken en is meegedeeld dat de verjaringstermijn werd gestuit.
i. i) Bij brief van gelijke datum is [geintimeerde (200.211.842_01)] (prod. 12 inl. dagv.) er door Offermans op gewezen dat hij de koper dient te informeren over
“het feit dat uw cliënten gebruik maken van een toegangsweg, waarvan zij geen eigenaar zijn en dat een deel van de voortuin, die bij de tuin van de woning van uw cliënten lijkt te horen, geen eigendom van uw cliënten is”.
j) Bij brief van 30 november 2011 heeft Offermans aan [geintimeerde (200.211.889_01)] geschreven dat door [appellante (200.211.889_01)] een deel van de eigendom van [toenmalige eigenaren] onrechtmatig in gebruik en bezit is genomen als toegangsweg en tuin, dat zij [appellante (200.211.889_01)] herhaaldelijk gesommeerd hebben om het onrechtmatig gebruik en bezit van hun grond te staken en dat [geintimeerde (200.211.889_01)] hiertoe eveneens wordt gesommeerd (prod. 5 inl. dagv.).
k) Een verzoek van [geintimeerde (200.211.889_01)] aan [toenmalige eigenaren] in januari 2013 om mee te werken aan de inschrijving van een notariële akte van verjaring in de openbare registers terzake een recht van overpad/uitweg, is door [toenmalige eigenaren] afgewezen.
l) Desgevraagd heeft de gemeente Stein in maart 2013 aan [geintimeerde (200.211.889_01)] meegedeeld dat de gemeente een ontsluiting van zijn perceel vanaf de [straat 1] vanuit ruimtelijk oogpunt niet toestaat.
m) Op 4 april 2017 heeft [toenmalige eigenaren] een hekwerk geplaatst op de niet openbare strook van perceel [perceelnummer 3] , zodanig dat [geintimeerde (200.211.889_01)] en [eigenaresse van perceel] daar niet meer met de auto kunnen komen.
n) Bij vonnis van 20 december 2017 zijn in een door [geintimeerde (200.211.889_01)] jegens [toenmalige eigenaren] aanhangig geding over die afsluiting, de vorderingen van [geintimeerde (200.211.889_01)] tot aanwijzing van de bewuste strook van perceel [perceelnummer 3] als noodweg, althans tot het ongedaan maken van de afsluiting, afgewezen.