Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 52147979 CV EXPL 16-7847)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
op dat momentmelding te maken, in ieder geval naar [geïntimeerde] . Daarvoor was niet een uitdrukkelijk verzoek van de kant van [geïntimeerde] om de opgegeven meterstanden te controleren noodzakelijk. Door [appellante] zijn in ieder geval geen omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat een dergelijke eenvoudige handeling niet van haar gevergd mocht of kon worden. [geïntimeerde] mag erop vertrouwen dat eventuele onjuistheden in haar opgave die zo eenvoudig opgemerkt kunnen worden, aan haar worden gemeld. Het is aan beide contractspartijen om eventuele misverstanden te voorkomen, niet alleen aan de leverancier. [geïntimeerde] is uitgegaan van de juistheid van de gegevens die zijn opgenomen in het EDSN Toegankelijk Meetregister en zij mocht daar onder de gegeven omstandigheden ook van uitgaan en haar facturen daarop baseren. Bij de overstap van [appellante] naar [geïntimeerde] als energieleverancier was kennelijk nog geen sprake van het gebruik van een ‘slimme meter’ voor het doorgeven van meterstanden, gezien het feit dat zij de beginstanden voor elektriciteit zelf heeft opgegeven, zodat zich ook niet de situatie voordeed dat zij op de opgaven van een dergelijke meter mocht vertrouwen. Bij de eindafrekening van [de vennootschap 3] was er een tweede moment waarop [appellante] hetzelfde gegeven had kunnen controleren, aangezien daarin diezelfde stand van 172 m³ als eindstand voorkwam. Ook op dat moment had [appellante] , indien deze stand niet in overeenstemming was met de werkelijkheid, daarvan melding kunnen maken. Nu dat alles is uitgebleven dient het ervoor gehouden te worden dat de vermeldingen in het Meetregister tussen partijen als juist hebben te gelden zodat de daarmee overeenstemmende facturen van [geïntimeerde] eveneens als juist hebben te gelden. Of al dan niet kan worden nagegaan of de beginstand voor het gas in overeenstemming met de werkelijkheid is geweest, is bij deze stand van zaken niet van belang, zodat ook de discussie tussen partijen daarover verder niet aan de orde behoeft te komen. De vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het verder niet afzonderlijk betwiste factuurbedrag van € 3.522,98 is toewijsbaar.