Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/289108/ HA ZA 15-88)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven van 29 augustus 2017;
- de memorie van antwoord van 10 oktober 2017 met producties;
- de akte van [appellante] van 28 november 2017;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 2 januari 2018.
3.De beoordeling
de heer [medewerker van appellante] AA (hierna: [medewerker van appellante] ) – de accountant en adviseur van [geïntimeerde] en de heer [betrokkene 1] .
In verband daarmee heeft hij in maart/april 2001 een installatiebedrijf onder de aandacht van [appellante] gebracht als mogelijke overnamekandidaat. Dit heeft niet tot een overname geleid.
[medewerker van appellante] heeft vervolgens [vastgoed] Vastgoed B.V. (hierna: [vastgoed] Vastgoed) bij [geïntimeerde] onder de aandacht gebracht. [vastgoed] Vastgoed is een houdstermaatschappij met een dochtervennootschap [dochtervennootschap] (hierna: [dochtervennootschap] ). De aandelen in [vastgoed] Vastgoed werden gehouden door [vastgoed] Beheer B.V. (hierna: [vastgoed] Beheer). De aandelen van [vastgoed] Beheer werden gehouden door de heer [betrokkene 2] .
In de koopovereenkomst staat - onder meer - het volgende vermeld:
blijkend uit de in artikel 2. genoemde balans per 30 juni 2001 van tenminste f 2.000.000, zegge: twee miljoen gulden.3.2. Uitgaande van een intrinsieke waarde van (alle aandelen van) de Vennootschap van twee miljoen gulden, bedraagt de Koopsom voor de (260) Aandelen f 4.615,38 per gewoon aandeel van f 100, derhalve een totale Koopsom van f 1.200.000, zegge: één miljoen en tweehonderdduizend gulden.3.3. Indien de intrinsieke waarde van (alle aandelen van) de Vennootschap af mocht wijken van fl. 2.000.000, dan zal de Koopsom worden aangepast in die zin dat een negatieve afwijking evenredig wordt doorberekend in de Koopsom als bepaald in het vorige lid. Een eventuele positieve afwijking wordt niet doorberekend in de Koopsom.
verklaart ermee bekend te zijn dat de huisbankier van de Vennootschap de financiering van de Vennootschap heeft opgezegd. In dat kader is deze overeenkomst aangegaan onder de ontbindende voorwaarde van de zijde van koopster dat niet voor 28 juli 2001 een passende financiering door Koopster is verkregen voor de overname en voor de Vennootschap en haar dochteronderneming van een bankier.”
aan Koopster om aan Verkoopster een dividend uit te keren tot een bedrag van f 600.000, zegge zeshonderdduizend gulden. Een afschrift van dit besluit is als bijlage aan deze overeenkomst gevoegd.2. Het bedrag van de dividenduitkering wordt door Verkoopster samen met de Koopsom aan [vastgoed] Vastgoed B.V., in totaliteit f 1.200.000, verstrekt als achtergestelde lening, zoals bedoeld in artikel 3 van de Koop- en Verkoopovereenkomst d.d. 23 juni 2001.3. De koopsom wordt op de datum van levering door Koopster als volgt voldaan:
fl. 300.000,-- giraal betaald. Het restant van de koopsom (fl. 300.000,--) is voldaan door middel van een lening van dit bedrag door [vastgoed] Vastgoed aan [geïntimeerde] .
Daarbij zijn - onder meer - de volgende stukken aan het licht gekomen:
- een brief van [makelaars] Makelaars aan de heer [betrokkene 2] van 13 april 2001 met als bijlage een nota voor uitgevoerde, doch niet voltooide taxatiewerkzaamheden met betrekking
tot het onroerend goed en een handgeschreven notitie van [makelaars] Makelaars met betrekking tot de door haar getaxeerde waarde;
- een brief van [makelaardij 2] Makelaardij aan [makelaardij 3] Makelaardij van
8 mei 2001 waarin de onderhandse verkoopwaarde van het onroerend goed van [vastgoed] Vastgoed wordt gewaardeerd op fl. 7.700.000,-- bij gelijkblijvende bestemming en gebruik als boekbinderij en op fl. 6.795.000,-- bij gelijke bestemming vrij van huur en gebruik;
- een concept rapport van [advies] Advies B.V. van mei 2001, uitgebracht naar aanleiding van een due diligence onderzoek inzake de voorgenomen overname door de combinatie [combinatie] van de aandelen in Binderij [dochtervennootschap] ;
- een concept quick scan van [partners] & Partners;
- een advies rapport van de heer [derde] van 18 juni 2001 uitgebracht aan [vastgoed] Beheer.
Voorts heeft [geïntimeerde] op 9 juni 2006 ten kantore van [appellante] inzage genomen in het dossier [combinatie] .
De rechtbank heeft vervolgens voor recht verklaard dat [appellante] jegens [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten en [appellante] veroordeeld tot vergoeding van de als gevolg daarvan door [geïntimeerde] geleden schade, op te maken bij staat.
Ook volgens het hof is [appellante] toerekenbaar tekortgeschoten in haar rol bij het uitblijven van een due-diligence onderzoek (rechtsoverweging 4.12. tot en met 4.17).
Het hof tekent hierbij aan dat dit nog niet zonder meer tot de conclusie leidt dat deze tekortkoming tot schade voor [geïntimeerde] heeft geleid. Ter beantwoording van die vraag zou een deskundigenonderzoek geboden zijn (rechtsoverweging 4.18.) Het hof komt aan een dergelijke onderzoek niet toe, gelet op het volgende. Het dividendbesluit is volgens het hof nietig (rechtsoverweging 4.23.). Dit dividendbesluit is van beslissend belang geweest voor het definitief doorgaan van de transactie. [appellante] is nauw betrokken geweest bij het dividendbesluit en de verdere gang van zaken na dit besluit. Naar het oordeel van het hof is [appellante] ook op dit punt tekortgeschoten jegens [geïntimeerde] . De mogelijkheid van schade als gevolg van deze tekortkoming acht het hof aannemelijk. De rechtbank heeft daarom terecht verwijzing naar de schadestaatprocedure gelast, aldus het hof.
“3.2.3. Het hof heeft het tegen dit vonnis ingestelde beroep verworpen. Hetgeen het hof daartoe heeft overwogen, dient - samengevat weergegeven - als volgt te wordenverstaan:
is toerekenbaar tekortgeschoten in de behoorlijke nakoming van de uit de opdracht voor haar voortvloeiende verplichtingen omdat zij [geïntimeerde] ten onrechte niet heeft geadviseerd een due diligence-onderzoek naar de Vennootschap te doen instellen. Bovendien was het hiervoor in 3.1 onder (v) bedoelde besluit tot dividenduitkering nietig. Dit besluit was van beslissend belang voor het definitief doorgaan van de transactie. [appellante] is bij de totstandkoming van dit besluit, en bij de verdere gang van zaken daarna, zo nauw betrokken geweest dat zij [geïntimeerde] had behoren te waarschuwen voor de nadelige gevolgen van dit besluit voor de Vennootschap. Omdat zij dit heeft nagelaten, is [appellante] ook in zoverre tekortgeschoten in de behoorlijke uitvoering van haar opdracht. Mede in aanmerking genomen dat het condicio-sine-qua-non-verband tussen deze beide toerekenbare tekortkomingen en de door [geïntimeerde] gevorderde schadevergoeding vaststaat, is de mogelijkheid dat [geïntimeerde] schade heeft geleden als gevolg van deze tekortkomingen voldoende aannemelijk om verwijzing van partijen naar de schadestaat te rechtvaardigen. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt kan thans onbehandeld blijven, aldus nog steeds het hof.”
Ten onrechte heeft de rechtbank de vraag of sprake is van causaal verband tussen het feit dat het dividendbesluit nietig was en de mogelijke schade van [geïntimeerde] , niet ontkennend beantwoord. Indien het Hof in strijd met de opvatting van [appellante] mocht oordelen dat de rechtbank genoemde vraag bevestigend heeft beantwoord, is het bewuste oordeel van de rechtbank niet, althans niet deugdelijk gemotiveerd.”
Dit besluit was van beslissend belang voor het definitief doorgaan van de transactie. (…) Mede in aanmerking genomen dat het condicio-sine-qua-non-verband tussen deze beide toerekenbare tekortkomingen en de door [geïntimeerde] gevorderde schadevergoeding vaststaat, (…)”)
.
mogelijke(onderstreping hof) schade van [geïntimeerde] , niet ontkennend beantwoord.