Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
”dient te worden verstaan. Naar het Hof begrijpt stelt belanghebbende zich op het standpunt, dat daaronder dient te worden verstaan het totaal van de door Duitsland, Frankrijk en Spanje in eerste instantie, voordat aan hem op zijn verzoek bedragen zijn teruggegeven, ingehouden bronbelasting van € 33.884. Hij stelt dat als hij in het gelijk wordt gesteld, € 12.388 (onder aftrek van kosten) aan Duitsland en Frankrijk moet worden terugbetaald, omdat hij dat bedrag reeds van Frankrijk en Duitsland heeft terugontvangen.
2.2 Teruggaafprocedure
Zo er al sprake is van een belemmering van het vrije kapitaalverkeer dan schuilt deze, zo begrijpt het Hof belanghebbende, in het handelen van de ‘contractbreuk plegende landen’ – in casu Duitsland, Frankrijk en Spanje – die de dwingende verplichtingen uit de belastingverdragen niet nakomen en Nederlandse ingezetenen daardoor verplichten een moeizame en kostbare teruggaafprocedure te volgen. Alsdan ligt het in de rede dat belanghebbende de door hem veronderstelde schending van artikel 63 VWEU aanhangig maakt in Duitsland, Frankrijk en Spanje, omdat die staten kennelijk de belemmeringen opwerpen, en is er geen rol weggelegd voor de Nederlandse rechter.
trachtenin onderlinge overeenstemming een regeling te treffen. Mocht dat overleg niet slagen dan staat de belastingplichtige geen rechtsmiddel ter beschikking dat hem toegang tot de belastingrechter verschaft. Er is in dezen dan ook geen rol voor het Hof weggelegd.
Voor zover sprake zou zijn van contractbreuk tussen staten, die, zoals belanghebbende kennelijk meent, leidt tot schending van internationaal recht, is het Hof van oordeel, dat niet valt in te zien dat Nederland het internationale recht heeft geschonden, aangezien Nederland op een correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan de met Duitsland, Frankrijk en Spanje gesloten belastingverdragen.
Voor zover belanghebbende meent dat de contractbreuk is gepleegd door Duitsland, Frankrijk en Spanje, waardoor het bepaalde in artikel 1 EP bij het EVRM is geschonden, dient belanghebbende zicht tot de rechter van die staten te wenden.
[Hof: belanghebbende]nog enige bewijslast mocht rusten, bestaat volledige bereidheid, zonder enige bewijslast te aanvaarden die rechtens niet op hem rust, nader bewijs te leveren in de vorm van mails en andere documenten, verklaringen van deskundigen en getuigen.’
Al hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, geeft het Hof geen aanleiding voor een andersluidend oordeel.