De curator van [bedrijf 1] heeft een brief met dagtekening 22 november 2012 aan (de toenmalige advocaat van) belanghebbende gestuurd. In deze brief is als volgt vermeld:
“Ik heb uw brief met bijlagen gelezen en bestudeerd en kom tot de conclusie dat vrijwel alle documenten die u heeft meegezonden zijn opgesteld door de heer [belanghebbende] zelf. Daarnaast tref ik in de door u meegezonden bijlagen nergens een opdracht, dan wel een verzoek, aan van gefailleerde tot betaling door de heer [belanghebbende] aan onderaannemers van gefailleerde. De strekking van mijn brief aan uw cliënt was dat de betalingen van de bankrekening van [bedrijf 1] aan hemzelf zonder recht of titel hebben plaatsgevonden. Dit recht of deze titel volgt niet uit de door u gezonden bijlagen.
Verrichtte betalingen
Hoewel uw cliënt betwist dat de door mij omschreven betalingen door hem zijn verricht, is dit door de [E-bank] wel degelijk aan ons bevestigd. Een afschrift van deze bevestiging heb ik in mijn bezit. Vast staat ook dat uw cliënt als enige de beschikking had over het bankpasje dat toegang tot de rekening verschafte. Indien de betalingen niet door uw cliënt zijn verricht, dan komen deze nog steeds voor rekening van uw cliënt, omdat alleen hij de beschikking had over het bankpasje en de toegang tot de rekening. Daarbij komt dat door onderaannemers hebben verklaard dat de heer [belanghebbende] op een laptop aan hen heeft laten zien dat hij de toegang had tot de bankrekening en dat hij die ook gebruikte. Destijds schepte uw cliënt hier mee op bij de onderaannemers om aan te geven dat hij gefailleerde nog volledig onder controle had.
De bevestiging van de [E-bank] , alsmede de feitelijke toegang tot de rekening en de door uw cliënt toegezonden betalingsoverzichten zijn niet voor andere interpretatie vatbaar. Uw cliënt had de toegang en heeft de betalingen verricht, althans is hiervoor verantwoordelijk.
(…)
Beroep op verrekening
Zoals aangegeven staat voor mij vooralsnog vast dat de betalingen van [bedrijf 1] op de rekening van uw cliënt onverschuldigd dan wel zonder recht of titel zijn verricht. U geeft aan dat dit onjuist is omdat ze in mindering strekken op de vordering van uw cliënt. Op de datum van de verrichting van de betalingen kwam uw cliënt geen beroep op verrekening toe. Voor een geslaagd beroep op verrekening moet vast staan dat gefailleerde de heer [belanghebbende] iets verschuldigd was. Dit is niet het geval.
Gefailleerde heeft [bedrijf 1] nooit verzocht betalingen te verrichten en nooit opdracht gegeven voor dergelijke betalingen. Het feit dat uw cliënt stelt dat hij betalingen voor gefailleerde heeft verricht en daarnaast eigenhandig willekeurige bedragen van de bankrekening van gefailleerde aan zichzelf overmaakte, maakt dit niet anders.”