In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) van belanghebbende voor het jaar 2012. De belanghebbende, gehuwd met haar echtgenoot, had in de verlies- en winstrekening van hun vennootschap onder firma (v.o.f.) twee bedragen als bijzondere verliesposten vermeld. Het Hof oordeelde dat deze posten niet ten laste van het resultaat van de v.o.f. mochten worden gebracht. Belanghebbende had niet bewezen dat een derde, in dit geval [D], een bedrag aan goodwill aan haar verschuldigd was. De Rechtbank had eerder de aanslag en verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd, maar het Hof concludeerde dat de door belanghebbende opgeworpen verliesposten niet konden worden geaccepteerd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende had niet aangetoond dat haar belastbaar inkomen uit werk en woning te laag was vastgesteld, en de Inspecteur had terecht de aanslag vastgesteld op nihil. De beslissing van het Hof werd op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan.