ECLI:NL:GHSHE:2018:4868

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
20-000032-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige vrouw voor deelname aan een terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een 19-jarige vrouw die was veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen daartoe. De vrouw werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan een groot deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De vrouw was in de zomer van 2016, toen zij nog minderjarig was, van plan om naar Syrië te reizen om zich aan te sluiten bij de terroristische organisatie IS. Het hof sprak haar vrij van de poging tot deelname aan de terroristische organisatie, omdat de ten laste gelegde gedragingen niet als uitvoeringshandelingen konden worden aangemerkt. Wel werd bewezen dat zij voorbereidingshandelingen had getroffen, zoals het reserveren van een vliegticket naar Istanbul en het hebben van contact met jihadisten. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd aan bijzondere voorwaarden moest houden, waaronder gesprekken met een islamitisch deskundige en therapie. De zaak benadrukt de ernst van terroristische misdrijven en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000032-18
Uitspraak : 26 november 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 19 december 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-721031-16 en 03-702658-17, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1998,
wonende te [woonplaats verdachte] , [adres verdachte] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
De verdachte heeft bij akte van 29 mei 2018 het hoger beroep ingetrokken.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal vrijspreken van het onder 1. primair ten laste gelegde;
  • de verdachte ter zake van de onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd in haar rapport d.d. 30 oktober 2018, alsmede elektronisch toezicht door middel van een enkelband.
De verdediging heeft:
  • primair bepleit dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken;
  • subsidiair – voor het geval het hof toch tot enige bewezenverklaring zou komen –
bepleit dat in de zaak met parketnummer 03-721031-16 het jeugdstrafrecht van toepassing is en in de zaak met parketnummer 03-702658-17 het adolescentenstrafrecht van toepassing is en dat het hof zal volstaan met oplegging van jeugddetentie waarvan de duur niet langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf;
- voorts verzocht de bijzondere voorwaarden zodanig aan te passen dat de verdachte gebruik kan maken van WhatsApp.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 03-721031-16:)
Primair:
zij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 18 juli 2016, te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk
ter uitvoering van het door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf, om deel te nemen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
A. het plan heeft beraamd zich op een reis te zullen begeven naar door terroristische organisatie IS gecontroleerd grondgebied, en/of heeft geuit zich te begeven naar Syrië en/of Irak en/of heeft geuit 'daar' te blijven wonen en/of
B. contact heeft gezocht en/of contact heeft gehad met in Syrië en/of Irak verblijvende jihadist(en) en/of
C. een vliegticket heeft gereserveerd en/of geboekt naar Istanbul (Turkije) en/of
D. een bepakt koffer/tas met reisuitrusting en/of een papier met daarop de vluchtgegevens KLM Düsseldorf-Amsterdam-Istanbul voorhanden heeft gehad en/of
E. een telefoon voor de geplande reis heeft aangeschaft, en/of voorhanden heeft gehad,
F. een ID kaart voorhanden heeft gehad
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair:
zij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 18 juli 2016, te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
ter voorbereiding van een tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten
het deelnemen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
voorhanden heeft gehad (telkens bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf):
A. een telefoon, inhoudende:
- chatgesprekken met gelijkgestemden over het uitreizen naar het gebied waar "Dawlah" is, daarmee duidend op ad-Dawlah-al-Islamiyah, de Arabische benaming voor terreurbeweging Islamic State (IS) en/of
- chatgesprekken, met een (of meer) perso(o)n(en) die zich in het strijdgebied van IS bevindt/bevinden, met welke perso(o)n(en) mogelijkheden en moeilijkheden werden besproken ten aanzien van verdachtes uitreis en/of plannen waren gemaakt voor verdachtes uitreis en/of
B. een (of meer) boeken en/of kleding, in elk geval een aantal goederen, welke zij gedurende de tenlastegelegde periode heeft verkocht c.q. afgestaan ter financiering van (een gedeelte van) de geplande reis en/of
C. een vliegticket gereserveerd en/of geboekt naar Istanbul (Turkije) en/of
D. een bepakt koffer/tas met reisuitrusting en/of een papier met daarop de vluchtgegevens KLM Düsseldorf-Amsterdam-Istanbul voorhanden heeft gehad en/of
E. een ten behoeve van haar uitreis (aangeschafte) mobiele telefoon waarin zij (enkel) vier telefoonnummers heeft geprogrammeerd;
(parketnummer 03-702658-17:)
zij, meermalen, althans eenmaal, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 januari 2017 tot en met 2 mei 2017 te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) heeft samengespannen tot:
- het plegen van moord en/of doodslag, (telkens) te begaan met terroristisch oogmerk, en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of teweeg brengen van ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (telkens) te begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
A. het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Jabhat al-Nusra (JaN) en/of Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) dan wel Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans een organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, bestudeerd en/of zich eigen gemaakt en/of verheerlijkt en/of uitgedragen, en/of
B. via chatberichten/sociale media/internet) contact gelegd/gehad en/of onderhouden met een persoon die in de telefoon van verdachte genoemd staat als zijnde " [alias T.] ", en/of
C. (daartoe) zich geuit over haar/hun wens om een martelaarsoperatie te willen uitvoeren en/of dat verdachte advies wil van een commandant en/of leider over wat het beste is om te bombarderen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
I.
Het hof heeft – met de advocaat-generaal en de verdediging – uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 03-721031-16 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
II.
De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring gevorderd van het bij parketnummer
03-702658-17 ten laste gelegde, kort gezegd: het verwijt dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft samengespannen om – zakelijk weergegeven – moord, doodslag, brandstichting of het teweeg brengen van ontploffing te plegen met een terroristisch oogmerk.
Het hof overweegt als volgt.

A.

Artikel 80 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat samenspanning bestaat zodra twee of meer personen zijn overeengekomen het misdrijf te plegen. Er moet sprake zijn van een overeenkomst en daarmee van een wilsovereenstemming een concreet misdrijf te plegen. De eisen, te stellen aan de concreetheid van het voorgenomen misdrijf, zijn daarbij vergelijkbaar met de eisen, te stellen aan de concreetheid van het misdrijf in de context van de strafbare voorbereidingshandelingen (artikel 46 Sr) (vgl. Kamerstukken II, 2003-04, 28 463, nr. 10, p. 23, nota naar aanleiding van het nader verslag). Volgens de wetgever betekent dit en uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een dergelijke overeenkomst slechts tot strafbaarheid wegens samenspanning kan leiden indien met voldoende bepaaldheid blijkt op welk van de in de tenlastelegging opgenomen en/of omschreven misdrijven de overeenkomst was gericht (vgl. Kamerstukken II, 2003-04, 28 463, nr. 8, p. 6, tweede nota van wijziging; HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416 onder verwijzing naar: HR 17 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4200, NJ 2002/626 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:179). Dat betekent meer concreet dat tijd, plaats en wijze van uitvoering van het door de verdachte met een ander of anderen overeengekomen misdrijf of misdrijven niet hoeven vast te staan. Dit laat naar de mening van het hof echter onverlet dat een wilsovereenstemming bij strafbare samenspanning dusdanig van aard en inhoud dient te zijn dat sprake is van een overeenkomst welke in zekere mate definitief en serieus van karakter is.

B.

De kern van het bewijs waarop de advocaat-generaal zich baseert, is het chatgesprek op 2 mei 2017 tussen de verdachte en een persoon genaamd ‘ [alias T.] ’ dat op de mobiele telefoon van verdachte is aangetroffen. Volgens de verdachte is deze persoon een zekere ‘ [T.] ’ afkomstig uit Zuid-Afrika. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij naar Islamitisch gebruik met deze [T.] was getrouwd en dat zij na afloop van de strafzaak in eerste aanleg naar Zuid-Afrika zou gaan om zich bij hem te voegen. In het bewuste chatgesprek wordt gesproken over een martelaarsoperatie.
Op 2 mei 2017, de dag waarop genoemd gesprek plaatsvond, zou de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte met parketnummer 03-721031-16 plaatsvinden. Deze behandeling is echter geheel onverwacht niet doorgegaan omdat één van de rechters ziek was geworden. Na afloop van de zitting heeft de verdachte met haar mobiele telefoon via de app ‘Telegram’ contact gehad met voornoemde [T.] en heeft het bewuste gesprek plaatsgevonden. De telefoon van de verdachte (Alcatel Pixi) is later die dag (2 mei 2017) in beslag genomen en na onderzoek door de politie is het chatgesprek tussen de verdachte en ‘ [T.] ’ aangetroffen.

C.

Het gesprek houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Om 10.49 uur schrijft de verdachte aan [T.] : ‘
The judge was sick, so the case is replaced until august’ (de rechter was ziek, dus de zaak is uitgesteld tot augustus). De verdachte typt vervolgens om 10.52 uur: ‘
we need a real plan’ (we hebben een echt plan nodig), waarna [T.] antwoordt dat hij informatie voor haar zal krijgen (‘
I’ll get the information for you’). De verdachte antwoordt even later: ‘
I need a plan to get in’ (ik heb een plan nodig om erin te komen).
Om 12.01 uur vraagt de verdachte aan [T.] : ‘
Babe, what ‘s the plan’ (schat, wat is het plan). [T.] antwoordt dat hij voor haar een route naar Zuid-Afrika wil vinden (‘
I wanna find a route to South Africa for you’). De verdachte typt dan: ‘
How? I can ‘t leave the country u silly. I can only be outside for 2 hours a day’(Hoe? Ik kan het land niet verlaten stommerd. Ik kan slechts 2 uur per dag buiten zijn. (Opmerking hof: de verdachte doelt hier blijkbaar op de beperkingen van haar bewegingsvrijheid die haar in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis waren opgelegd). [T.] zegt dat het hem spijt en dat hij dus de informatie moet krijgen (‘
so I have to get that info’). De verdachte antwoordt dan dat [T.] zich geen zorgen moet maken en dat ze snel samen zullen zijn in ‘Jannah’, als Allah dat wil (‘
don’t worry babe. In shaa Allah we will be together in Jannah very soon’). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat ‘Jannah’ het paradijs betekent. Om 12.05 uur typt de verdachte: ‘
we planned, but Allah is the best of planners’ (wij hebben het gepland maar Allah is de beste van alle planners). Als [T.] vervolgens antwoordt dat hij gestrest is (‘
I’m stressed babe’), zegt de verdachte dat hij zich geen zorgen moet maken. De verdachte wilde ook bij hem zijn, maar op deze manier is het beter, omdat Allah dat zo wil (‘
don’t worry please. I wanted to be with you too. But this way is better in shaa Allah’). Het zal hun eeuwig maken (‘
and it will last us forever’).
Om 12.31 uur typt de verdachte vervolgens: ‘
and if I do istishadi operation, I didn’t die. I got martyred in shaa Allah. Don‘t be sad love’ (en als ik ‘istishadi operatie’ doe, ben ik niet dood gegaan. Ik ben martelaar geworden als Allah dat wil. Wees niet verdrietig schat). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat met een ‘istishadi operatie’ een martelaarsoperatie wordt bedoeld.
Verdachte typt om 12.35 uur: ‘
what was our goal? Jihad’ (wat was ons doel? Jihad). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat ‘Jihad’ de gewapende strijd betreft. [T.] bevestigt dat aan de verdachte en vervolgens typt de verdachte: ‘
be happy. Its not the way we expected, but we will get all the time together in Jannah. So don’t be sad. If u want to, u can remarry that’s okay’ (wees blij. Het is niet zoals wij het hadden verwacht, maar wij zullen alle tijd samen hebben in Jannah. Dus wees niet verdrietig. Als jij wil, kan jij hertrouwen. Het is niet erg).
Daarna ontstaat een discussie tussen de verdachte en [T.] , waarbij de verdachte kenbaar maakt dat zij vindt dat [T.] zich anders gedraagt dan normaal (‘
U are acting differently’). [T.] antwoordt dat hij bezorgd is (‘
I’m just worried’) en de verdachte vraagt vervolgens waarom hij niet blij is (‘
why aren’t u happy’). [T.] typt dan: ‘
I want to make sure that the operation goes well and works’ (ik wil ervoor zorgen dat de operatie goed verloopt en werkt). De verdachte bevestigt dat dit belangrijk is en typt vervolgens: ‘
go ask someone who knows. And I think I need permission of an aamir. What is the best to bomb and stuff. So once I did it, they can clarify immediately too in shaa Allaah’ (ga iemand vragen die het weet. Ik denk dat ik toestemming nodig heb van een ‘emir’. Wat is het beste om te bombarderen en zo. Zodra als ik het gedaan heb, dan kunnen zij het ook direct duidelijk maken, als Allah dat wil). De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat een ‘emir’ een leider is.
[T.] bevestigt om 12.45 uur dat hij ervoor zal zorgen (‘
I will make sure this is done properly’), waarna de verdachte nog toegevoegd: ‘
and what building’ (en welk gebouw). Vervolgens typt de verdachte om 12.49 uur dat zij gaat bidden en lezen in haar kamer. Zij wil haar tijd verstandig besteden (‘
I will go now. Pray and read in my room. Spend my time wisely’). [T.] en de verdachte nemen afscheid en zeggen dat ze van elkaar houden. Om 13.01 uur typt [T.] nog dat hij informatie heeft en daarop reageert de verdachte vragend (‘
Yes?’) daarna echter geen reactie meer van [T.] .

D.

In het begin van het gesprek wordt gesproken over een mogelijke uitreis van de verdachte naar Zuid- Afrika. Wanneer de verdachte echter verklaart dat dat niet mogelijk is omdat zij het land niet uitkomt, spreken de verdachte en [T.] over het paradijs, waar zij spoedig samen zullen zijn. Daarna oppert de verdachte de mogelijkheid van een martelaarsoperatie, zodat zij alsnog samen kunnen zijn (tijdstip: 12.31:29). Uit het vervolg van het chatgesprek (eindigend wat betreft de martelaarsoperatie om 12.45:54) blijkt niet dat de verdachte en [T.] in die bijna vijftien minuten tot een in zekere mate definitieve afspraak of overeenkomst zijn gekomen. De verdachte wil immers eerst meer informatie krijgen. [T.] moet bij een leider toestemming voor de operatie gaan vragen en ook navragen wat de verdachte het beste kan bombarderen en of de aanslag daarna door ‘they’ (waarmee waarschijnlijk bedoeld wordt de terroristische organisatie aan wie de toestemming moet worden gevraagd), kan worden opgeëist.
Voorts is het met hof met de rechtbank van oordeel dat ook het moment waarop en de context waarin de verdachte deze uitlatingen heeft gedaan, moeten worden betrokken bij het antwoord op de vraag of zij zich aan strafbare samenspanning heeft schuldig gemaakt. In het dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden dat verdachte voor of na 2 mei 2017 met de uitvoering van een martelaarsoperatie bezig is geweest. Op 2 mei 2017 spreekt de verdachte in het chatgesprek de wens uit een martelaarsdood te sterven. Juist op die dag was de verdachte erg aangeslagen, teleurgesteld, boos en emotioneel, omdat haar strafzitting zojuist onverwacht niet was doorgegaan. Daarmee kwam haar strafzaak na ommekomst van bijna een jaar voorlopig niet ten einde en bleven voor haar de stevige beperkingen, verbonden aan de geschorste voorlopige hechtenis, gelden. Dat maakt volgens het hof dat kan worden getwijfeld over de mate waarin blijkens het gesprek de mogelijke overeenkomst ook daadwerkelijk serieus moet worden geacht.
Daarnaast heeft te gelden dat uit het onderzoek ter terechtzitting met betrekking tot ‘ [T.] ’ geen enkele aanwijzing omtrent diens daadwerkelijke identiteit naar voren is gekomen. Naar deze persoon is door de politie geen enkel onderzoek gedaan, zodat niet duidelijk is geworden wie hij nu eigenlijk is, waarvoor hij staat en hoe serieus en reëel zijn uitlatingen per chat moeten worden genomen.

E.

Het hof stelt voorop dat de uitlatingen van de verdachte in voormeld chatgesprek op zichzelf beschouwd zeer schokkend en zorgwekkend zijn. De verdachte verklaart in dit gesprek immers dat zij bereid is zichzelf op te offeren voor de Jihad. Zij spreekt met een medestander over het laten ontploffen of bombarderen van een gebouw, waarbij het, gezien het terroristische doel van de Jihad, de kennelijke bedoeling was dat er doden zouden vallen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat, hoe verwerpelijk en schokkend deze uitlatingen ook zijn, uit het chatgesprek niet kan worden afgeleid dat tussen de verdachte en ‘ [T.] ’ een strafbare wilsovereenstemming in de zin van samenspanning tot de ten laste gelegde misdrijven tot stand is gekomen, welke qua aard en inhoud in zekere mate definitief en serieus van karakter moet worden geacht. Het hof is van oordeel dat het overleg tussen de verdachte en ‘ [T.] ’, zoals daarvan blijkt uit het hiervoor weergegeven gesprek, zich nog in een te premature fase bevond om van een strafbare samenspanning in de zin van artikel 80 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de bij parketnummer 03-702658-17 ten laste gelegde samenspanning.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-721031-16 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 18 juli 2016, te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, opzettelijk, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het deelnemen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft te begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag te begaan met een terroristisch oogmerk,
voorhanden heeft gehad:
A. een telefoon, inhoudende:
- chatgesprekken met gelijkgestemden over het uitreizen naar het gebied van terreurbeweging Islamic State (IS) en
- chatgesprekken, met een persoon die zich in het strijdgebied van IS bevindt, met welke persoon verdachtes uitreis werden besproken en
B. boeken en kleding heeft verkocht ter financiering van een gedeelte van de geplande reis en
C. een vliegticket naar Istanbul (Turkije) en
D. een bepakt koffer met reisuitrusting en een papier met daarop de vluchtgegevens KLM Düsseldorf-Amsterdam-Istanbul.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof verenigt zich met de bewijsmiddelen die de eerste rechter in het beroepen vonnis heeft opgenomen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing, onder toevoeging van de navolgende bewijsmiddelen. Omwille van de leesbaarheid zijn de bewijsmiddelen die de rechtbank ten grondslag heeft gelegd aan haar beslissing hieronder herhaald.
Door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen
1. Taplijn van de telefoon van de verdachte d.d. 16 juli 2016 (sessienummer 1527) [2] :
NN man (telefoonnummer [telefoonnummer getuige 1] :
opmerking rechtbank; dit is het telefoonnummer van de hierna te noemen getuige [getuige 1]): En? Heb je geboekt?
[naam verdachte] : Ja ja. […]
NN man: Wanneer kom je terug dan?
[naam verdachte] : Niet. […]
NN man: Luister dan [naam verdachte] , wat ben ik dan?
[naam verdachte] : jij bent geen kuffar. Jij bent afgedwaald. Kijk is ook erg, maar dan heb je nog een kans, snap je? Als je kuffar bent, dan ben je niks, dan kun je niks meer. […] Als je geleid bent en daarna bent afgedwaald…. Ohhhhh moge Allah jou laten branden in de hel, whoella! […] Dan mag je gaan branden, dan mag je heel hard gaan branden. Iemand die op het rechte pas was en die weg gaat daarvan, die haat ik net zo erg als sjiieten. Die mensen die op Haq waren en vervolgens zijn afgedwaald. ik zou hun zelf iets aan doen. Ik zou hun zo graag wat aan gaan doen. […] Als je Sjiha was, had ik je doodgemaakt.
2. Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [3] :
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkennen de stem op de taplijn (sessie 1527) met zeer grote waarschijnlijkheid als de stem van de verdachte.
3. Proces-verbaal van bevindingen betreding en doorzoeking woning en aanhouding verdachte [4] :
De verdachte wordt naar aanleiding van het ambtsbericht van de AIVD van 7 juli 2016 en de afgeluisterde gesprekken op het telefoonnummer van de verdachte op 18 juli 2016 aangehouden in haar woning. Tevens wordt dan de woning onderzocht. De vader van de verdachte heeft toestemming verleend voor de doorzoeking van de kamer van de verdachte en haar kledingkast op de overloop.
4. Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [5] :
Op 18 juli 2016 zijn diverse goederen uit de slaapkamer en kledingkast van de verdachte in beslag genomen, waaronder:
  • 817670: vluchtgegevens KLM Düsseldorf-Amsterdam-Istanbul (in koffer op slaapkamer);
  • 817657: camera Kyocera in tasje (in koffer op slaapkamer);
  • 817577: iPhone 4 (droeg de verdachte bij zich ten tijde van aanhouding).
5. Proces-verbaal van bevindingen identiteit gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] [6] :
De verbalisanten hebben de bij de verdachte in beslag genomen Apple iPhone 4c uitgelezen. Het telefoonnummer van deze iPhone is volgens de moeder van de verdachte en diverse getuigen (waaronder [getuige 1] ) het telefoonnummer van de verdachte. Ten tijde van de melding van [persoon 1] op 19 april 2016 heeft de verdachte op het politiebureau ook verklaard dat haar telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] was. Ten slotte maakt de verdachte zich in diverse chatgesprekken in de telefoon bekend als ‘ [naam verdachte] ’.
6. Proces-verbaal van bevindingen uitlezen inbeslaggenomen GSM iPhone 4 [7] :
In de bij de verdachte in beslaggenomen iPhone is in de applicatie ‘WhatsApp’ een gesprek tussen de verdachte en een persoon genaamd ‘ [J.] ’ aangetroffen. [J.] heeft een telefoonnummer met de landcode van het Verenigd Koninkrijk.
In een chatgesprek op 11 juli 2016 zegt [J.] onder meer dat hij een ‘
fighter’ en een ‘
war medic’ is. [J.] zou voor de verdachte een ‘
teskiyah’ regelen. Een ‘
teskiyah’ is een bewijs dat iemand te vertrouwen is. [J.] typt voorts dat de verdachte met hem zal trouwen. Later in dat gesprek chatten de verdachte en [J.] over het boeken van tickets, waarbij de vader van de verdachte zal helpen. [J.] zegt vervolgens: ‘
tell him: my husband kills people’.
Op l4 juli 2016 laat de verdachte aan [J.] weten dat ze een ticket heeft. [J.] stuurt in de chatgesprekken een selfie en een afbeelding met vertalingen van Albanese woorden.
Daarnaast is er een afbeelding van een handgeschreven briefje aangetroffen op de in beslag genomen iPhone. Op het briefje staat geschreven:

Firstly, I am a revert sister. Secondly, no one in my family is a muslim so I have no Mahram nor do I have a wali. I want to get married to [Alias J.] . Thirdly, he accepert me, I take [persoon 6] as my wali once I am in Dawlah.
Op de inbeslaggenomen iPhone van de verdachte zijn voorts foto’s aangetroffen van een persoon die sterk lijkt op de persoon op de door [J.] gestuurde selfie. De persoon op deze foto’s zit onder andere in een auto met de tekst ‘ISIS’ en draagt een automatisch vuurwapen.
De man op de aangetroffen foto’s lijkt opvallend veel op [Alias J.] (zie proces-verbaal van bevindingen online onderzoek ‘ [Alias J.] ’). Volgens de verbalisanten is aannemelijk dat [J.] ‘ [Alias J.] ’ is. Ook zijn afbeeldingen aangetroffen van een IS-vlag, legerschoenen. Automatische vuurwapens en een overleden man.
7. Proces-verbaal van bevindingen online onderzoek ‘ [Alias J.] ’ [8] :
Uit de zoekgeschiedenis van de bij de verdachte inbeslaggenomen iPhone blijkt dat is gezocht naar de termen ‘ [Alias J.] ’ en ‘ [identiteit J.] ’. Verbalisant [verbalisant 3] heeft een online onderzoek ingesteld daar [Alias J.] . [Alias J.] is een Engelse uitgereisde jihadist die vermoedelijk momenteel nog in IS gebied (Irak) verblijft. Zijn echte identiteit zou [identiteit J.] zijn. Hij komt uit Londen en zou een Albanese achtergrond hebben. [Alias J.] is zeer actief op de sociale media en zou oproepen tot aanslagen in de Westerse wereld. Op internet wordt hij omgeschreven als een ISIS fanatiekeling, die te zien is op een filmpje waarbij als grap een zelfmoordbomgordel laat ontploffen.
De persoon op de bij de verdachte inbeslaggenomen iPhone aangetroffen foto’s is mogelijk [Alias J.] . Er zijn twee foto’s die een opvallende gelijkenis vertonen.
8. Proces-verbaal van bevindingen betreffende schermafbeeldingen Surespot [9] :
In de bij de verdachte inbeslaggenomen iPhone zijn schermafbeeldingen aangetroffen van gesprekken in de applicatie ‘Surespot’. Dit is een applicatie die berichten versleuteld. Er zijn afbeeldingen van een gesprek in de Engelse taal tussen ‘ [alias 3] ’ en [alias 4] ’ op 9 en 11 juli 2016.
“ [alias 4] : Kun jij geen Turkse taalcursus geven als dekmantel. Dan heb je meer tijd voordat je familie naar je op zoek gaat. Laat me ook weten wanneer je op reis gaat. Zodat ik ervoor kan zorgen dat er iemand in ist (
opmerking rechtbank: de rechtbank begrijpt uit de bewijsmiddelen in onderling verband dat met “ist” Istanbul wordt bedoeld) op dat moment.
[…]
[alias 3] : wanneer ik heb geboekt heb, laat ik het je zo snel mogelijk weten. Dus moet ik naar Istanbul gaan? […] Ze zouden de taalcursus nooit geloven, omdat ik geen Turks zou leren. Eerst had ik een goede dekmantel, iemand ging met me mee, dus ik zei dat ik met haar op vakantie ging. Maar om alleen op vakantie te gaan als je 17 bent, is een beetje raar.
[…]
[alias 4] : is er nog nieuws over je tazkia? En zeg tegen [Alias J.] om me te berichten op surespot.”
Volgens verbalisant [verbalisant 4] is ‘ [alias 3] ’ vermoedelijk de verdachte. Er is voorts onderzoek ingesteld naar [alias 4] ’, die vermoedelijk een geradicaliseerde vrouw uit Zweden is.
9. Proces-verbaal van bevindingen verwijderde applicaties [10]
Uit onderzoek aan de bij de verdachte inbeslaggenomen iPhone blijkt dat de applicaties ‘Telegram’, ‘Surespot’ en ‘Kik’ op 18 juli 2016 om 09.01 uur nog op de telefoon van de verdachte stonden en nadien zijn verwijderd.
10. Proces-verbaal van bevindingen onderzoek inbeslaggenomen telefoon van [persoon 5] [11] :
Verbalisant [verbalisant 5] heeft van de politie Amsterdam een ‘image’ van de bij [persoon 5] in beslaggenomen telefoon ontvangen. Ook is een proces-verbaal van de politie Amsterdam met documentcode [documentcode] ontvangen. In de bij [persoon 5] in beslag genomen telefoon zijn diverse schermafbeeldingen aangetroffen, waaronder een foto van een gewaad. Deze schermafbeelding is ook aangetroffen in de telefoon van de verdachte. In de in beslaggenomen telefoon van [persoon 5] is voorts een chatgesprek aangetroffen tussen [persoon 5] (B) en een persoon (A) die vermoedelijk de verdachte is:
A: Ik heb ook 2 jurkjes mee. […]
B: Thuis mag je dragen wat je wil.
A: Ja, maar toen ik me man zei wat ik inpakte, hij ging dooooood. Kapot lachen man. Hij zei: kom gewoon hier man lol. […]
A: Moet je je voorstellen eerste keer dat ik je zie is in Turkije hahahaha.
B: In Sha Allah. Ja grappig he haha. Trouwens zuster. Niet vergeten een goede winterjas mee te nemen! Koude winter daar. […] Daar hebben ze amper. Een de broeder raadde aan winterjas mee te nemen. Is echt koud daar.
A: Mijn man zegt in zomer is heet in winter wordt beter. Hij zei: je gaat echt hitte meemaken maar ook echt kou.
B: Jaa drm hitte zwz maar strie heeft koude winter je ziet het vaak, ook wel bij stichtingen die ze de winter door helpen daar. Maar je kan kijken mss dat ze daar toch iets verkopen. En anders Turkije.
A: Ik neem wel wat mee. Maar wil niet me koffer alleen winterjas erin snap je. En om in de zomer winterjas aan te doen loool. Doe ik op airport in me hand alsof ik die aan had. Wat willen ze zeggen ja mevrouw je mag geen winterjas aan. […]
A: Mijn vlucht is niet gecanceled. FF afwachten. Anders moet ik vlucht cancelen man.
B: Wanneer ga jij?
A: Woensdag. […]
A: We zouden samen kunnen doen met shirtjes. In Dawla.
B: Hahahaha. Jaaaa. […] Dawla shirtjes. Wapenshirtjes. Bomshirtjes.
A: Loooool fan girls be like. Ipv fan van Justin Bieber. Dawla. Je kan hier vast geen shirtjes kopen met I love dawla.
[B stuurt vervolgens een foto van cupcakes]
B: Dit gaan we maken daar.
A: Jaaaa voor onze mannen. Die granaatjes zijn leuk. […] Ik hoop dat je langs me woont.
B: Jaaa in shaa Allah. Hoop t ook. Je bent van plan gen in Raqqah te wonen toch?
A: Jaa is goed.
B: Ik wil ook naar Raqqah sws. Is ook veilig vergeleken andere plekken.
11. Proces-verbaal aantreffen koffer op slaapkamer [12] :
Op maandag 18 juli 2016 om 11.05 uur vond een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte. Tijdens deze doorzoeking werden de slaapkamer en kledingkast van de verdachte doorzocht. In de slaapkamer wees de moeder van de verdachte een koffer aan dat de verdachte had staan voor haar reis naar Turkije. In het koffer werden onder andere kleding, een toilettas, vluchtgegevens en een telefoon aangetroffen. Op het koffer lagen een handtas en camera.
12. Deskundigenrapport forensisch schriftonderzoek door W. de Jong d.d. 6 februari 2017:
Deskundige W. de Jong heeft het handschrift op een briefje dat door de verdachte is geschreven bij de politie op 6 september 2016 vergeleken met het handschrift dat is aangetroffen op het briefje op de schermafbeelding op de bij de verdachte in beslag genomen iPhone (
opmerking rechtbank: zie hierboven onder bewijsmiddel ‘Proces-verbaal van bevindingen uitlezen inbeslaggenomen GSM iPhone 4’). De deskundige komt tot de conclusie dat de hypothese dat het handschrift op het betwist stuk is vervaardigd door de verdachte waarschijnlijker is dan de hypothese dat het handschrift op het betwist stuk niet is vervaardigd door de verdachte, maar door een andere persoon.
13. Verklaring getuige [getuige 1] bij de politie op 19 juli 2016 [13] :
‘Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer getuige 1] . […] Ik heb een relatie gehad met [verdachte] uit [gemeente] . [..] [naam verdachte] was van plan om naar Turkije te gaan. Ze wilde vluchtelingen helpen en mogelijk in Turkije blijven. Ik hoorde tevens dat zij een enkeltje Turkije had gekocht en dan kom je in mijn ogen niet meer terug. […] In eerste instantie werd ik geconfronteerd met het feit dat ze naar Syrië wilde en zich wilde aansluiten bij de strijd. Ze wilde mij hierin meenemen en daar een leven opbouwen. Toen ik aangaf dit niet te willen, is de relatie minder geworden. Ze wilde nu met een andere vriendin gaan. Ze zou na vijf jaar in Turkije terug komen, maar ik denk dat ze nooit zou terugkomen. Ik weet dat zij onder andere contact heeft gehad via Telegram. Deze media is een spreekbuis voor mensen die zijn geradicaliseerd en contact zoeken met Syrië en de strijd. Zij had al eerder aangegeven dat ze de gewapende strijd in Syrië een goed plan vond en dat ze zich wilde aansluiten. […] Het klopt dat [naam verdachte] heeft aangegeven dat ze daar wilde blijven en niet terug wilde komen. Ze kan goed liegen, want later gaf ze aan weer na vijfjaar terug te komen. […] [naam verdachte] zit op school en verkoopt via social media spullen aan mensen. Dat zijn boeken, oude laptop en oude telefoon.’
14. Verklaring getuige [getuige 2] bij de politie op 20 juli 2016 [14] :
‘Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer getuige 2] . […] [naam verdachte] is een meisje dat haar geloof praktiseert. Ze heeft uit het niets twijfels gekregen omdat zij met verkeerde mensen omging. Ze was op een gegeven moment aan het radicaliseren. Ze had het erover dat ISIS, althans de mensen aldaar, martelaren waren. […] [persoon 2] zag zij als leider. […] Ik heb haar nog vele malen gewaarschuwd maar zij wilde mij niet geloven en noemde me zelfs afgedwaalde. […] Een paar maanden geleden merkte ik wat er van [naam verdachte] was geworden. Ik was daarvan geschrokken omdat ik er heel erg op tegen ben dat zij opeens heel erge extremistische ideeën kreeg. Ze was emotioneel over de situatie in het Midden Oosten. Zij heeft wat meisjes ontmoet, die ik niet ken. Zij hebben haat filmpjes gestuurd van kinderen die daar worden vermoord. Ze sprak ook over ISIS en stond achter de gedachte van ISIS. Ze sprak positief over de Kalif, de leiders van de moslims. Ook heeft zij tegen mij gezegd dat ze de handelswijze van ISIS goed vond. Omdat ik er niet achter stond, vond ze mij afgedwaald. […] Toen ze tegen mij zei dat ze naar Turkije zou gaan, zei ze ook dat haar ouders haar het ticket hebben gekocht. […] [naam verdachte] was ook bezig met een zang die ‘Nashid’ wordt genoemd. Deze zang gaat over ISIS en maakt ISIS heel mooi. Zij vroeg mij zelfs of vrouwen ook mochten strijd en aan de Jihad mochten meedoen.’
15. Verklaring [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 19 januari 2017:
‘Ik heb in het begin niet opgemerkt dat [naam verdachte] radicaal werd en dat ze extremistische gedachten had. In de ramadan ging ze me allemaal berichten sturen over de leider van ISIS en dat hij ook de leider zou zijn van de moslims. En dat wij broeders en zusters moesten helpen in Syrië. Ze zei dat ik met ongelovigen werk en dat ik niet gehoorzaamde. […] [naam verdachte] stelde ook vragen aan mij, bijvoorbeeld of meisjes mochten strijden in het strijdgebied. Ze vroeg ook: mag je koppen eraf snijden in de Islam? […] Ze was ten top geradicaliseerd. Ze zei tegen mij dat ik op het verkeerde pad was. Ze probeerde mij ook te ronselen.’
16. Verklaring getuige [getuige 3] bij de politie op 15 augustus 2016 [15] :
‘De reden dat ik met deze vrouw in contact ben gekomen, heeft te maken met een post op Facebook. In deze post vroeg een man om hulp. Deze man gaf aan dat zijn vrouw hem mogelijk wilde verlaten om naar ISIS te gaan. Hierop heb ik privé berichten via facebook gestuurd naar de man dat ik hem wel wilde helpen. Hierop heeft deze man het telefoonnummer van zijn vrouw gegeven. Dit is het nummer dat ik zojuist aan u toonde in mijn telefoon (telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] ). […] [naam verdachte] had een woordenwisseling met haar man. Het ging onder andere over ISIS. […] Zij wilde graag naar Syrië. […] Het klopt dat [naam verdachte] zei dat ze naar Syrië wilde gaan om weeskinderen en vrouwen te helpen.’
17. Verklaring getuige [getuige 4] bij de politie op 16 augustus 2016 [16] :
‘De laatste keer dat wij contact hebben was ergens midden juli, 17 of 18 juli. [naam verdachte] zei tegen mij dat ze met een meisje naar Turkije zou gaan. Ze had contact met een meisje dat ook in [gemeente] woonde, ene [persoon 3] . Ze had haar net ontmoet. Ze zou vluchtelingen gaan helpen. […] Een dag later sprak ik [naam verdachte] en toen zei ze dat ze weeskinderen ging helpen. Eerst vluchtelingen en nu weeskinderen. Ze vroeg mij hoe ze snel aan geld kon komen. Dit vond ik vreemd. Vervolgens draait ze om en ging ze al over een week en drie dagen naar Turkije. Ze wilde al haar spullen gaan verkopen. [naam verdachte] zei dat ze al 1000 euro had door het verkopen van haar spullen. Toen ik haar confronteerde, zei [naam verdachte] dat ze een stervende oma had waarvan ze geld kreeg. Toen begon de argwaan bij mij. Er waren teveel tegenstrijdigheden die [naam verdachte] vertelde. […] Even later vertelde ze mij dat haar vader haar zou brengen en dat ze daar een oom had. Ik vond dit vreemd, want ze had mij nog nooit verteld over het feit dat ze een oom in Turkije had. […] Er ging een gerucht dat [naam verdachte] afgedwaald was en dat zij een extreem gedachtegang had gekregen. Ik dacht gewoon dat het een roddel was. Dit zou echter de reden zijn dat [getuige 2] bij [naam verdachte] is weggegaan. […] De laatste tijd leek het alsof [naam verdachte] met andere dingen bezig was.’
18. Verklaring getuige [getuige 5] bij de politie op 18 augustus 2016 [17] :
‘ [naam verdachte] had de laatste tijd zelf veel spullen verkocht omdat ze met spoed geld nodig had om een studie te gaan volgen. Dit heeft ze tegen mij gezegd.’
19. Verhoor verdachte op 20 juli 2016 [18] :
‘Ik ben Islamitisch getrouwd geweest met [getuige 2] . Ik heb ongeveer zeven maanden contact met hem gehad. […] [getuige 1] is een jongen met wie ik contact kreeg na [getuige 2] .’
20. Verhoor verdachte op 24 juni 2017 [19] :
‘Met [J.] heb ik drie weken contact gehad. [J.] was een strijder. Dat wist ik.’
21. Verhoor verdachte op 4 augustus 2017 [20] :
‘De kunya van [J.] is [Alias J.] . Hij kwam uit Albanië. Hij is overleden in Syrië of Irak, hij woonde in het grensgebied. Hij was bij DAESH. Dat is IS. Hij vocht ervoor, dat zei hij tegen mij. Vlak voordat ik werd opgepakt in juli 2016 heb ik voor de laatste keer contact met hem gehad. Dat ging over weggaan. Routes naar Syrië en weet ik wat allemaal. Ik wilde informatie over de mogelijkheden en die kon ik van [J.] krijgen.’
22. Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 5 december 2017:
‘Ik kende [getuige 3] niet. [getuige 1] wist dat ik niet lekker in mijn vel zat en dat ik met mezelf in de knoop zat. Ik denk dat hij was geschrokken van mijn uitlatingen en dat heeft besproken met [getuige 3] . […] Ik kwam in contact met een meisje en wilde weten wat er in Syrië speelde. Zij vertelde me dat je alleen kunt weten wat er speelt door contact te hebben met iemand die daar vecht. Zij heeft me weer in contact gebracht met een ander meisje, die mij het telefoonnummer van [J.] gaf. Met hem heb ik drie weken lang contact gehad. Ik wilde gewoon weten hoe de situatie daar was. […] Ik probeerde contacten te zoeken. Ik weet wat voor persoon [persoon 5] is, maar ik had behoefte aan contact. […] Mij was verteld dat [J.] in Syrië zat. […] Ik had contact met [alias 3] . [J.] zei dat ik contact met haar moest opnemen en dat deed ik dus maar. [alias 3] had contact met [J.] en vertelde me dat ik een Turkse cursus als dekmantel moest gebruiken. Ik heb inderdaad tegen haar gezegd dat het raar zou overkomen als ik als zeventienjarige alleen op vakantie zou gaan. […] Het klopt dat ik de chatberichten met [persoon 5] kort voordat de politie kwam, heb verwijderd. […] Ik had contact met [J.] . Ik moest een handgeschreven briefje schrijven van hem. Dat moest ik doen om het contact te behouden. Ik had een wali nodig omdat er niemand was die mij weg kon geven om te trouwen. Ik had gezegd dat ik naar Syrië zou komen, zodat we konden trouwen.
Toevoeging bewijsmiddelen
1. Het
proces-verbaal van bevindingend.d. 12 juli 2016 (pg. 30-31), voor zover inhoudende als
relaas verbalisant [verbalisant 6]:
Op 19 april 2016, was ik, verbalisant [verbalisant 6] belast met een dagdienst in het RBT [gemeente] / [plaats 2] .
Op genoemde datum, omstreeks 13.00 uur verscheen aan het bureau een vrouwelijke persoon, die opgaf te zijn:
[naam verdachte] , [naam verdachte]
Geboren op [geboortedatum verdachte] te [gemeente]
[adres verdachte] te [plaats 1]
Telefoonnummer [telefoonnummer verdachte]
E-mail [e-mailadres verdachte]
2. Het
proces-verbaal van bevindingen – proces-verbaal identiteit gebruiker [telefoonnummer verdachte]d.d. 2 augustus 2016 (pg. 184-187), voor zover inhoudende als
relaas verbalisant [verbalisant 7]:
Op woensdag 20juli 2016 werd in proces-verbaal van verhoor door de verdachte [verdachte] verklaard dat zij op haar iPhone WhatsAppte met een mobiel nummer waarin [cijfercombinatie] voorkwam.
Op 19 april 2016 meldde [verdachte] zich aan bureau [gemeente] . Hierbij geeft zij haar mobiel telefoonnummer op zijnde: [telefoonnummer verdachte] .
In deze in beslag genomen telefoon van de verdachte, van het merk Apple, type iPhone, werd een applicatie “WhatsApp” aangetroffen.
In deze applicatie “WhatsApp” werden meerdere chatgesprekken aangetroffen die werden gevoerd door [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net.
Het contact [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net maakt gebruik van het nummer [telefoonnummer verdachte] .
In verschillende chatgesprekken geeft de gebruiker [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net de volgende gegevens door aan de gesprekspartners:
3-4-2016 19:49:18(UTC+2), [gesprekspartner] @s.whatsapp.net
Wie is dit?
3-4-2016 19:49:26(UTC+2), [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net => To: [gesprekspartner] @s.whatsapp.net
[naam verdachte]
3-4-2016 19:49:40(UTC+2), [gesprekspartner] @s.whatsapp.net
Ooh oke
3-4-2016 19:49:49(UTC+2), [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net => To:
[gesprekspartner] @s.whatsapp.net
[plaats 1] meisje dat bekeerd is
21-5-2016 19:44:04(UTC+2), [gesprekspartner] @s.whatsapp.net
Wie is dit? Ben veel nr kwijt
21-5-2016 19:47:15(UTC+2), [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net => To:
[gesprekspartner] @s.whatsapp.net
[naam verdachte]
17-5-2016 18:58:33(UTC+2), [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net, Deleted
Ik zal me eventjes voorstellen ook
17-5-2016 18:59:44(UTC+2), [telefoonnummer verdachte] @s.whatsapp.net, Deleted
Ik ben [naam verdachte] en het klopt jaa, ik ben ongeveer 7 jaar bekeerd
Bewijsoverwegingen
I.
Rechtmatigheid van het onderzoek aan de inbeslaggenomen smartphones
De raadsman heeft terechtzitting in hoger beroep het in eerste aanleg gevoerde verweer, inhoudende dat het onderzoek aan de onder verdachte op 18 juli 2016 en 2 mei 2017 in beslag genomen telefoons onrechtmatig is geweest en dat de resultaten van dat onderzoek van het bewijs moeten worden uitgesloten, herhaald. In hoger beroep heeft de raadsman – in aanvulling op zijn verweer in eerste aanleg – aangevoerd dat het recht van de verdachte om in vrijheid haar proceshouding te bepalen is geschonden, nu zij werd geconfronteerd met onrechtmatig verkregen bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Op 18 juli 2016 is bij de verdachte door de politie een telefoon (iPhone 4c) in beslag genomen, zonder dat hiertoe opdracht was gegeven door de officier van justitie of rechter-commissaris. De inhoud van deze telefoon is vervolgens uitgelezen en onderzocht door verbalisant [verbalisant 8] , digitaal rechercheur. Grote delen van de op de telefoon aangetroffen informatie zijn toegevoegd aan het procesdossier, waaronder chatgesprekken, foto’s en berichten van de verdachte op
social media.
Het hof stelt voorop dat voor de waarheidsvinding onderzoek mag worden gedaan aan inbeslaggenomen voorwerpen teneinde gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. In computers opgeslagen of beschikbare gegevens zijn daarvan niet uitgezonderd. Dat geldt ook voor in andere inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken, waaronder smartphones, opgeslagen of beschikbare gegevens. De wettelijke basis voor dat onderzoek door opsporingsambtenaren is gelegen in het samenstel van de bepalingen waarop de bevoegdheid tot inbeslagneming is gebaseerd.
Voor het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken teneinde de beschikking te krijgen over daarin opgeslagen of beschikbare gegevens vereist de wet geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie.
Indien de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 94, in verbinding met artikel 95 en 96 van het Wetboek van Strafvordering, daarvoor voldoende legitimatie. Dit zal het geval kunnen zijn indien het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde op de elektronische gegevensdrager of in het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens. Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het geautomatiseerde werk, kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Daarvan zal in het bijzonder sprake kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen.
Met de rechtbank constateert het hof dat de verbalisant alle opgeslagen en beschikbare gegevens op de telefoon heeft onderzocht met gebruikmaking van technische hulpmiddelen. Mogelijk is door het onderzoek een min of meer compleet beeld van (bepaalde aspecten van) het persoonlijk leven van de verdachte verkregen. Uit het dossier volgt niet dat voorafgaand aan dit onderzoek toestemming daarvoor is gegeven door een officier van justitie of rechter(-commissaris). Het hof merkt dit aan als een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Evenals de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat het onderzoek aan de op 18 juli 2016 in beslag genomen telefoon een meer dan beperkte inbreuk is geweest op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Dat betekent dat sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het recht van de verdachte op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer en dus van een schending van artikel 8 EVRM. De algemene bevoegdheid van de opsporingsambtenaar als bepaald in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gaf de verbalisant hiertoe onvoldoende legitimatie.
Door de raadsman is aangevoerd dat de op de telefoon van verdachte aangetroffen gegevens van het bewijs dienen te worden uitgesloten, – naar het hof begrijpt – omdat de verdachte door de confrontatie met voornoemd bewijs niet vrij was haar procespositie te bepalen, hetgeen verdachtes recht op een eerlijk proces als neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna te noemen: EVRM) raakt.
De vraag die derhalve aan het hof voorligt, is in hoeverre de inbreuk op verdachtes recht op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer een schending van haar recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 EVRM, oplevert en in hoeverre dat aanleiding geeft tot een eventuele bewijsuitsluiting.
Bewijsuitsluiting kan als op grond van artikel 359a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering voorzien rechtsgevolg uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen, en komt slechts in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden (vgl. HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004/376). Wat dat laatste betreft geldt dat een schending van het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet zonder meer een inbreuk oplevert op de in artikel 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces (vgl. HR 7 juli 2009, LJN BH8889, NJ 2009/399) en dat aan een niet gerechtvaardigde inbreuk op het door het eerste lid van artikel 8 EVRM gewaarborgde recht in de strafprocedure tegen de verdachte geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden, mits zijn recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM wordt gewaarborgd (vgl. HR 5 oktober 2010, LJN BL5629, NJ 2011/169, rov. 4.4.1).
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat ook artikel 6 EVRM zou zijn geschonden, gelet op de omstandigheid dat de verdachte gedurende de gehele strafrechtelijke procedure is bijgestaan door haar raadsman en mede in aanmerking genomen dat de verdediging in deze procedure haar processuele rechten heeft kunnen uitoefenen met betrekking tot het verkregen materiaal en heeft kunnen opkomen tegen het gebruik daarvan.
Ook overigens bestaat bij het hof, gelet op de feiten en omstandigheden en de aard en de ernst van de verdenking die jegens de verdachte uit het opsporingsonderzoek is gerezen – voorbereiding en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven – geen twijfel dat de machtiging tot onderzoek met gebruikmaking van technische hulpmiddelen aan de in beslag genomen telefoon, indien deze was gevraagd, hoe dan ook zou zijn afgegeven door de officier van justitie of de rechter(-commissaris).
Derhalve is naar het oordeel van het hof geen sprake geweest van een schending van artikel 6 EVRM en volstaat het hof met de constatering van het vormverzuim.
Voor wat betreft de op 2 mei 2017 bij de verdachte inbeslaggenomen telefoon overweegt het hof dat voor het onderzoek aan deze telefoon blijkens het procesdossier toestemming was verleend door de officier van justitie, zodat overeenkomstig de geldende eisen is gehandeld en er aldus geen sprake is van enig vormverzuim.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer in al zijn onderdelen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-721031-16 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Voorbereiding van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarden de door voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd in haar rapport d.d. 30 oktober 2018, alsmede elektronisch toezicht door middel van een enkelband.
De verdediging heeft met betrekking tot de strafoplegging bepleit dat dat in de zaak met parketnummer 03-721031-16 het jeugdstrafrecht van toepassing is en dat het hof zal volstaan met oplegging van jeugddetentie waarvan de duur niet langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf en voorts verzocht de bijzondere voorwaarden zodanig aan te passen dat de verdachte gebruik kan maken van WhatsApp.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op het volgende.
De verdachte heeft voorbereidingshandelingen getroffen voor een uitreis naar Syrië om zich daar aan te sluiten bij de terroristische organisatie IS. Zij had hiertoe een plan gemaakt om naar Istanbul te reizen en heeft chatgesprekken met een jihadist in een door IS gecontroleerd gebied gevoerd. De verdachte was van plan met deze man te trouwen en de strijd van IS in Syrië te ondersteunen. Ter voorbereiding van haar reis heeft de verdachte een aantal bezittingen verkocht en een vliegticket naar Turkije geboekt.
Het bewezenverklaarde feit is een zeer ernstig misdrijf dat grote onrust en angst in de maatschappij teweeg brengt. Terroristische misdrijven worden gerekend tot de zwaarste categorie van misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. Terrorisme wordt als één van de ernstigste schendingen van het beginsel van de rechtsstaat beschouwd en terroristische organisaties als IS zaaien momenteel dood en verderf over de hele wereld. Zij raken rechtstreeks de openbare orde en de veiligheid en de stabiliteit van een samenleving en haar burgers. In het bijzonder dienen onschuldige burgers tegen terroristisch geweld te worden beschermd. Het hof rekent mede daarom de verdachte het bewezen verklaarde feit zwaar aan.
Ter terechtzitting in eerste aanleg alsmede in hoger beroep heeft de verdachte geen inzicht getoond in de onjuistheid van haar handelwijze. Zij heeft daarentegen gedurende de strafprocedure steeds wisselende verklaringen afgelegd over de bewijsmiddelen in het dossier en toont nauwelijks openheid over de door haar gevoerde gesprekken en over haar uitlatingen over het doden van sjiieten, het afhakken van hoofden en het bakken van
cupcakesin de vorm van een granaat, waarover zij met een of meer medestanders heeft gecommuniceerd.
Na afloop van de zitting in eerste aanleg van 2 mei 2017, toen de inhoudelijke behandeling van de zaak onverwacht niet doorging, heeft de verdachte via haar mobiele telefoon, tegenover kennelijk een jihadist of mede-aanhanger van IS, zelfs uitlatingen gedaan over het plegen van een martelaarsoperatie, al dan niet in Nederland. Hoewel hiermee nog geen sprake was van een strafbare samenspanning met vorenbedoelde persoon, laten deze uitlatingen van de verdachte in ieder geval zien dat zij ook op dat moment nog sympathisant van IS was. De verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank van 5 december 2017 weliswaar verklaard openheid van zaken te willen geven, maar heeft op veel inhoudelijke vragen van de rechtbank geen concrete antwoorden geven. De verdachte heeft geen inzicht gegeven in haar beweegredenen en haar huidige visie op het ten laste gelegde. Het hof zal met deze omstandigheden rekening houden bij het opleggen van de straf en bij het opleggen van bijzondere voorwaarden die verbonden zijn aan het voorwaardelijk deel van de straf.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof voorts gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van:
  • het haar betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland Advies & Toezichtunit 1 Landelijk, d.d. 30 november 2017, op gemaakt door mevr. M. Stauder, en dhr. D. Thijssens, reclasseringswerkers;
  • het haar betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland Advies & Toezichtunit 1 Landelijk, d.d. 30 oktober 2018, op gemaakt door mevr. M. Stauder, en dhr. D. Thijssens, reclasseringswerkers;
  • het haar betreffend briefrapport van Bureau Jeugdzorg Limburg, d.d. 14 juli 2017, opgemaakt door M. Eilers en S. Meskal, gecertificeerd professionals;
  • het haar betreffend voorlichtingsrapport van Bureau Jeugdzorg Limburg (plan van aanpak), d.d. 2 december 2016, opgemaakt door M. Eilers, gecertificeerd professional;
  • een rapport d.d. 9 augustus 2016 (consult strafrechtspleging), opgemaakt door T.W. van de Kant, GZ-psycholoog (advies: triple onderzoek);
  • het haar betreffend deskundigenrapport (triple onderzoek), d.d. 18 november 2016, opgemaakt door M.L. van Steenderen, kinder- en jeugdpsychiater, J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog en R. Schoorlemmer, forensisch milieuonderzoeker;
  • het haar betreffend deskundigenrapport (aanvullend triple onderzoek), d.d. 30 september 2017, opgemaakt door M.L. van Steenderen, kinder- en jeugdpsychiater, J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog en R. Schoorlemmer, forensisch milieuonderzoeker;
  • een vijftal haar betreffende rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, te weten:
- een rapport d.d. 20 juli 2016 (uitkomsten basisonderzoek), opgemaakt door dhr. J.M. Hopperman, raadsonderzoeker;
- een rapport d.d. 2 augustus 2016 (advies raadkamer), opgemaakt door dhr. J.M. Hopperman, raadsonderzoeker;
- een rapport d.d. 22 augustus 2016 (uitgebreid advies), opgemaakt door dhr. J.M. Hopperman, raadsonderzoeker;
- een rapport d.d. 18 april 2017 (actualisatie raadsrapportage n.a.v. pro Justitia rapportage), opgemaakt door dhr. J.M. Hopperman, raadsonderzoeker;
- een rapport d.d. 23 november 2017 (actualisatie raadsrapportage n.a.v. pro Justitia rapportage), opgemaakt door dhr. J.M. Hopperman, raadsonderzoeker.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 september 2018, waaruit blijkt dat zij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen en haar overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, onder meer de omstandigheid dat zij in december 2017 met een Syrische vluchteling islamitisch is getrouwd en in oktober 2018 is bevallen van een dochtertje.
Uit met name het deskundigenrapport d.d. 30 september 2017 komt naar voren dat de verdachte een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling doormaakt en kampt met forse identiteitsproblemen. De verdachte is licht depressief en sterk beïnvloedbaar. In haar zoektocht naar identiteit heeft zij zich op starre wijze verbonden aan bepaalde zienswijzen, mensen en gedrag. Dit heeft geleid tot een bekering tot het salafisme. De verdachte heeft een aversie tegen Westerse autoriteiten en heeft fundamentalistische ideeën over de interpretatie van de Islam, als gevolg waarvan zij de Nederlandse democratie afwijst. De verdachte lijkt ten tijde van het bewezenverklaarde feit de weg kwijt te zijn geraakt en bevond zich in een tunnel waarin zij steeds meer werd aangetrokken door extremistisch gedachtegoed. De persoonlijkheid en leeftijd van de verdachte en haar interesse in de Islam zorgden voor een perfecte voedingsbodem voor het terroristisch gedachtegoed van IS, waardoor de verdachte steeds verder is geradicaliseerd. De deskundigen beschrijven in hun rapporten het ‘trappenhuis’, dat als beeldspraak wordt gebruikt om het proces van radicalisering inzichtelijk te maken. Dit betreft een gebouw met vijf verdiepingen waarbij de trap naar boven steeds nauwer wordt, zodat het steeds moeilijker wordt om weer af te dalen. Hoe hoger de betrokken personen in het gebouw komen, hoe minder alternatieven voor geweld zij zullen zien. Op de derde verdieping zijn de personen ervan overtuigd dat zij een vijand hebben waarop zij hun agressie moeten richten. De overgang van de tweede naar de derde verdieping is cruciaal, omdat de personen op de derde etage een bereidheid tot geweld hebben ontwikkeld. Er bestaat een hoge groepsdruk en de meningen worden steeds radicaler. Volgens de deskundigen lijkt het erop dat de verdachte deze derde verdieping (tijdelijk) heeft bezocht, omdat zij in het chatgesprek met ‘ [T.] ’ op 2 mei 2017 een bereidheid heeft getoond tot het plegen van geweld tegen de overheid. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte erkend dat zij zich ten tijde van het bewezen verklaarde feit in een spreekwoordelijke tunnel bevond, waarin geen aandacht was voor andere zienswijzen binnen de Islam en waar zij maar moeilijk uit kon komen. Er lijkt tijdig te zijn ingegrepen, waardoor de verdachte uiteindelijk niet is afgereisd naar Syrië en zij inmiddels passende begeleiding van de reclassering krijgt. Ook voert de verdachte inmiddels gesprekken over het geloof met een islamitisch deskundige. Het hof acht het van belang dat deze ontwikkeling wordt voortgezet en zal ook hiermee rekening houden bij de oplegging van een straf.
Het hof zal bij de bepaling van de straf geen rekening houden met de aandacht die door de media aan de strafzaken tegen de verdachte is gegeven. Het hof stelt voorop dat publiciteit in de media, gezien het karakter van het door de verdachte gepleegde misdrijf, terrorisme, onvermijdelijk is. Bovendien is het hof van oordeel dat de media-aandacht in de onderhavige zaak relatief beperkt is gebleven.
Adolescentenstrafrecht
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of in deze zaak het minderjarigen-, dan wel meerderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast. De verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde zeventien jaar oud. Hoofdregel is dat ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van twaalf doch nog niet die van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht van toepassing is. Ingevolge artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het meerderjarigenstrafrecht, indien daartoe grond wordt gevonden in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Anders dan de rechtbank en de verdediging ziet het hof in het bijzonder in de ernst van het begane feit en het verhandelde ter terechtzitting, zoals daarvan uit het hierboven overwogene blijkt, grond om van het uitgangspunt van artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht af te wijken en te dezen het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing te laten. Het hof zal recht doen overeenkomstig het meerderjarigenstrafrecht.
Op te leggen straffen
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden tot uitgangspunt genomen.
Op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de omstandigheid dat zij in onlangs is bevallen van een dochtertje, is het hof van oordeel dat het thans niet meer opportuun is om haar opnieuw van haar vrijheid te beroven. Het hof zal daarom volstaan met oplegging van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel niet langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren.
Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan haar vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Met de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Evenals de rechtbank acht het hof het wenselijk dat gedurende de proeftijd zicht blijft bestaan op de verdachte en dat de verdachte passende behandeling en begeleiding krijgt. Het hof is op grond van de persoonlijkheid van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, van oordeel dat oplegging van een proeftijd van drie jaren noodzakelijk is. Gelet op dit een en ander zal het hof, naast de gebruikelijke algemene voorwaarden, daarbij voorts de navolgende, het gedrag van de verdachte betreffende, bijzondere voorwaarden te stellen.
De begeleiding van de verdachte zal worden opgedragen aan Reclassering Nederland aangezien deze instantie daarvoor de juiste expertise heeft en de verdachte bovendien inmiddels meerderjarig is. Het hof zal daarom bepalen dat de verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. De verdachte dient zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen te melden bij de reclassering en moet haar medewerking verlenen aan huisbezoeken. Door middel van deze meldplicht kan de reclassering de verdachte begeleiden en zicht krijgen op haar dagelijkse bezigheden en sociaal emotionele ontwikkeling en haar controleren op de naleving van de bijzondere voorwaarden. Tevens kan vanuit de meldplicht hulp en steun aan de verdachte worden geboden. De verdachte wordt verplicht om op actieve wijze medewerking te verlenen aan de meldplichtgesprekken door de haar gevraagde en overige relevante informatie te verstrekken.
Met de deskundigen en de reclassering acht het hof het daarnaast van groot belang dat de gesprekken tussen de verdachte en de islamitisch deskundige worden voortgezet. Gebleken is dat de verdachte zich enkele jaren geleden heeft bekeerd tot de Islam en daarbij in korte tijd veel informatie over het geloof heeft vergaard. Zij heeft geen (professionele) begeleiding gehad in haar zoektocht naar kennis over het islamitische geloof, waardoor zij een eenzijdig beeld van de Islam heeft verkregen en onvoldoende basiskennis heeft verkregen. Dit is ter terechtzitting in eerste aanleg ook door de verdachte erkend. Het aangaan van gesprekken met een islamitisch deskundige, die de verdachte van meer kennis en verschillende invalshoeken kan voorzien, maakt de kans groter op een gezonde en evenwichtige identiteitsontwikkeling. Hierbij is het doel om de opvattingen van de verdachte in een bredere context te plaatsen. De gesprekken met de islamitisch deskundige zijn tot dusver goed verlopen, hetgeen eveneens door de verdachte is bevestigd. Het hof acht het van groot belang dat deze gesprekken worden voortgezet en zal daarom bepalen dat de verdachte gedurende de proeftijd dient mee te werken aan de gesprekken met de islamitisch deskundige, voor zolang en zo frequent de reclassering dat noodzakelijk acht.
Voorts acht het hof het noodzakelijk dat de verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan een ambulante behandeling in de vorm van schematherapie. Gebleken is dat de verdachte kwetsbaar is voor negatieve beïnvloeding en star vasthoudt aan haar geloof. De verdachte moet leren open te staan voor minder rigide denkbeelden. Door de deskundigen en de betrokken hulpverlening wordt intensieve individuele therapie van groot belang geacht, zodat de verdachte haar eigen patronen en valkuilen leert kennen en verdere radicalisering in de toekomst wordt voorkomen. Het hof zal daarom bepalen dat de verdachte gedurende de proeftijd moet meewerken aan schematherapie door een door de reclassering te indiceren hulpverleningsinstantie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte openstaat voor beïnvloeding via het internet door derden. Het hof realiseert zich dat toezicht op de naleving van de voorwaarde inhoudende een internetverbod en een verbod tot gebruik van
social mediamoeilijk is. Het hof realiseert zich dat een algeheel internetverbod en een verbod gebruik te maken van
social mediavoor de verdachte zwaar is, maar ziet thans geen andere mogelijkheid om aan het belang dat de samenleving heeft, namelijk beschermd te worden tegen terrorisme in welke vorm dan ook, tegemoet te komen. Het hof acht het noodzakelijk dat aan de verdachte een internet en
social mediaverbod wordt opgelegd, WhatsApp inbegrepen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Daarnaast hebben de deskundigen geadviseerd dat de verdachte zal deelnemen aan systeemtherapie. Uit de onderzoeken is gebleken dat sprake is van ouder-kind-relatieproblematiek. Die wordt onder andere veroorzaakt door conflicten omtrent het geloof, maar mogelijk ook door onderliggende systeemproblematiek. Door de reclassering zijn echter vraagtekens geplaatst bij de geadviseerde systeemtherapie, aangezien de verdachte inmiddels meerderjarig is en op korte termijn zelfstandig wil gaan wonen. Tevens is het de vraag of het gedrag van de verdachte direct voortkomt uit systeemproblemen. Het hof ziet daarom onvoldoende aanleiding te bepalen dat de verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan systeemtherapie.
Voor het door de advocaat-generaal gevorderde locatieverbod voor de internationale luchthavens: Schiphol, The Hague Airport, Eelde, Eindhoven en Maastricht en de voorwaarde dat de verdachte zich niet binnen een straal van twee kilometer rondom de landsgrenzen met België en Duitsland mag bevinden, ziet het hof geen aanleiding, gelet op het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde en het ontbreken van concrete aanwijzingen dat de verdachte zich thans zou ophouden in de nabijheid van die luchthavens en/of landsgrenzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 46, 77b en 140a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-721031-16 primair en in de zaak met parketnummer 03-702658-17 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-721031-16 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 228 (tweehonderdachtentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • gedurende de proeftijd meewerkt aan een ambulante behandeling (schematherapie), voor zolang de Reclassering Nederland dat noodzakelijk acht en waarbij de zorgaanbieder vanuit de Reclassering Nederland te indiceren is;
  • gedurende de proeftijd en op aanwijzing van de Reclassering Nederland meewerkt aan gesprekken met een imam en/of theoloog of andere deskundige op het gebied van geloofsovertuiging;
  • zich gedurende de proeftijd op door de Reclassering Nederland te bepalen tijdstippen zal melden bij de Reclassering Nederland, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd zich zal onthouden van het gebruik van internet en
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. J.T.F.M. van Krieken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.P. Schleijpen, griffier,
en op 26 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie [eenheid] , [opsporingsteam] , [onderzoek] , proces-verbaalnummer BVH 2016130368, afgesloten d.d. 27 september 2016 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 2633), nader te noemen: het politiedossier. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven. Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
2.Pagina’s 45-49 politiedossier
3.Pagina 50 politiedossier.
4.Pagina’s 60-62 politiedossier
5.Pagina’s 63-64 politiedossier.
6.Pagina’s 63-64 en 87-88 politiedossier.
7.Pagina’s 240-271 politiedossier.
8.Pagina’s 272-292 politiedossier.
9.Pagina’s 293-304 politiedossier.
10.Pagina’s 305-307 politiedossier.
11.Pagina’s 308-322 politiedossier.
12.Pagina’s 1893-1894 politiedossier.
13.Pagina’s 82-86 politiedossier.
14.Pagina’s 94-96 politiedossier.
15.Pagina’s 141-147 politiedossier.
16.Pagina’s 148-158 politiedossier.
17.Pagina’s 160-165 politiedossier.
18.Pagina’s 414-425 politiedossier.
19.Pagina’s 2521-2529 politiedossier.
20.Pagina’s 2546-2567 politiedossier.