10.3.Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de overeenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in 10.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille van de koopprijs, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal. Indien de wederpartij na verloop van tijd de overeenkomst alsnog ontbindt dan zal deze boete verschuldigd zijn voor elke na afloop van de in 10.1 vermelde termijn van acht dagen verstreken dag tot aan de dag waarop de overeenkomst ontbonden is.’
artikel 12 Koper en echtgeno(o)t(e)/partner
Koper verklaart voor zover nodig te handelen met toestemming van zijn echtgeno(o)t(e)/partner (…) die als bewijs van een en ander deze akte mede ondertekent.’
[geïntimeerde 1] heeft op 13 mei 2014 een waarborgsom van € 20.000,- onder de notaris gestort, conform artikel 4 van de koopovereenkomst.
In de koopovereenkomst is bepaald dat de akte van levering zal worden gepasseerd uiterlijk op 18 juni 2014, of zoveel eerder of later als partijen nader overeen komen. Na het sluiten van de koopovereenkomst hebben [appellant] c.s. ermee ingestemd dat de leveringsdatum wordt verschoven naar 1 augustus 2014. Deze afspraak is neergelegd in een aanhangsel bij de koopovereenkomst. De aanhef van het aanhangsel luidt hetzelfde als die van de koopovereenkomst (zie hierboven onder d). Het slot van het aanhangsel is in zoverre anders dan het slot van de koopovereenkomst (zie hierboven onder e), dat daarin niet meer staat vermeld
‘(en echtgenote)’, maar dat zowel [appellante] als [geïntimeerde 3] hebben getekend onder de naam van hun echtgenoot en de bijbehorende vermelding van koper respectievelijk verkoper. Het aanhangsel is aldus ondertekend door [appellant] , [appellante] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] .
i. Op 1 augustus 2014 heeft de levering niet plaatsgevonden en is de koopprijs niet aan [appellant] c.s. betaald.
Bij brief van 13 november 2014 hebben [appellant] c.s. aan [geïntimeerde 1] c.s. onder meer het volgende geschreven:
‘Tot op heden bent u beiden (en/of [geïntimeerde 1] B.V.) in gebreke gebleven wat betreft de betaling en afname van het verkochte. Om die reden stellen wij u beide (en voor zover vereist ook [geïntimeerde 1] B.V.) in gebreke om binnen acht dagen na heden de koopovereenkomst alsnog deugdelijk na te komen.
Binnen de gestelde periode dient de overeengekomen koopprijs te zijn bijgeschreven op de derdengeldenrekening van de notaris. (…) Voorts dient het notarieel transport binnen de genoemde acht dagen termijn te zijn voltrokken. Indien de notaris niet binnen drie dagen na heden schriftelijk de verhinderdata van u beiden ontvangt, zullen wij op 25 november 2014 om 11:00 uur ten overstaan van de notaris (…) aanwezig zijn.’
[appellant] c.s. zijn op 25 november 2014 om 11:00 uur op het kantoor van de notaris verschenen om mee te werken aan het passeren van de leveringsakte, maar [geïntimeerde 1] c.s. niet. De notaris heeft daarvan een proces-verbaal van non-comparitie opgesteld. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
‘De comparanten[hof: [appellant] c.s.]
hebben mij, notaris, verzocht een akte van non-comparitie op te stellen terzake het niet verschijnen van de heer (…)[geïntimeerde 2](…);
ten deze handelend in zijn hoedanigheid van alleen/zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd directeur van (…)[geïntimeerde 1] B.V.(…);
[geïntimeerde 1] B.V. hierna te noemen “koper” (…)’.
Bij brief van 9 december 2014 heeft de advocaat van [appellant] c.s. aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] onder andere geschreven dat [appellant] c.s. voor de laatste keer een handreiking willen doen en willen proberen een regeling te treffen, onder de voorwaarde dat hierover binnen veertien dagen een bespreking plaatsvindt op het kantoor van de notaris.
[geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hebben (uiteindelijk) geen gebruik gemaakt van de uitnodiging van [appellant] c.s. om een bespreking te voeren over een mogelijke regeling.
Vervolgens hebben [appellant] c.s. bij deurwaardersexploot van 12 februari 2015 aan [geïntimeerde 1] c.s. een aan hen gerichte brief van 9 februari 2015 laten betekenen. In die brief heeft de advocaat van [appellant] c.s. namens hen de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen.
Op 3 maart 2015 heeft de notaris een bedrag van € 19.395,- aan [appellant] c.s. uitgekeerd ter zake van de door [geïntimeerde 1] gestorte waarborgsom ad € 20.000,-.
3.2.1.[appellant] c.s. hebben [geïntimeerde 1] c.s. in rechte betrokken en, na eisvermindering, gevorderd, samengevat:
- voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de (deugdelijke) nakoming van de koopovereenkomst;
- voor recht te verklaren dat [appellant] c.s. de koopovereenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden;
- hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] c.s. tot betaling van:
de contractuele boete van € 48.500,- ex artikel 10 lid 2 van de koopovereenkomst, vermeerderd met wettelijke rente, en verminderd met het door [appellant] c.s. ontvangen bedrag ad € 19.395,- ter zake de waarborgsom;
de contractuele boete van € 113.490,- ex artikel 10 lid 3 van de koopovereenkomst, vermeerderd met wettelijke rente;
een schadevergoeding van € 26.410,27, vermeerderd met wettelijke rente;
de buitengerechtelijke kosten ad € 2.952,32, vermeerderd met wettelijke rente,
een en ander met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] c.s. in de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten.
3.2.2.Aan deze vorderingen hebben [appellant] c.s., kort samengevat en naar het hof begrijpt, het volgende ten grondslag gelegd. [appellant] c.s. hebben de koopovereenkomst gesloten met [geïntimeerde 1] c.s. als kopende partijen. Die zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen om het registergoed af te nemen en de koopprijs te betalen. [appellant] c.s. mochten de koopovereenkomst daarom ontbinden. Hierdoor zijn [geïntimeerde 1] c.s. de contractuele boetes van artikel 10, leden 2 en 3, van de koopovereenkomst aan [appellant] c.s. verschuldigd. Naast de boetes kunnen [appellant] c.s. ook aanspraak maken op een schadevergoeding. Dit volgt uit genoemde bepalingen waarin partijen zijn afgeweken van het bepaalde in artikel 6:92 lid 2 BW. Op grond van artikel 6:6 lid 2 BW zijn [geïntimeerde 1] c.s. hoofdelijk verbonden voor de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. [appellant] c.s. kunnen op grond van artikel 6:7 lid 1 BW tegenover ieder van [geïntimeerde 1] c.s. nakoming voor het geheel vorderen.
3.2.3.[geïntimeerde 1] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] c.s. afgewezen voor zover deze zijn ingesteld tegen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] , omdat alleen [geïntimeerde 1] als koper bij de koopovereenkomst moet worden aangemerkt. Verder heeft de rechtbank voor recht verklaard i) dat [geïntimeerde 1] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en ii) dat [appellant] c.s. de koopovereenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden. Daarnaast heeft de rechtbank [geïntimeerde 1] veroordeeld om aan [appellant] c.s. te betalen de contractuele boete van € 93.490,- ex artikel 10, lid 3, van de koopovereenkomst (boete € 113.490,- minus waarborgsom € 20.000,-), vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de gevorderde boete ex artikel 10, lid 2, van de koopovereenkomst en de gevorderde schadevergoeding afgewezen. Kort samengevat heeft de rechtbank daartoe het volgende overwogen. [geïntimeerde 1] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar afnameverplichting en zij is ter zake in verzuim geraakt. [appellant] c.s. waren daarom bevoegd de koopovereenkomst te ontbinden. In dit geval, waarin eerst nakoming is gevorderd en de koopovereenkomst pas later is ontbonden, vindt artikel 10, lid 3, van de koopovereenkomst toepassing en niet lid 2 van dat artikel. De boetes uit deze bepalingen kunnen niet naast elkaar worden verbeurd. De gevorderde schadevergoeding is niet toewijsbaar, omdat [appellant] c.s. de gestelde schade onvoldoende hebben onderbouwd of aangetoond.