Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 4164403/CV EXPL 15-5184)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 31 maart 2016;
- de memorie van grieven van [appellante] , tevens houdende wijziging van eis, met de producties I tot en met IX;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerde 2] en memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel van [geïntimeerde 1] met 2 producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [geïntimeerde 2] en memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel van [geïntimeerde 1] van [appellante] met 2 producties;
- de akte uitlating, tevens op de producties, van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ;
- de antwoordakte van [appellante] .
3.De beoordeling
Mijn man en ik willen u morgen verzoeken om hem bij te staan als advocaat inzake opgemeld.
Na ontvangst hiervan zou U voor overmaking zorg dragen.”
dat u hetzij zelf uw slotdeclaratie sterk matigt met het oog op het voorgaande, hetzij uw declaratie ter begroting voorlegt aan de Geschillencommissie in welk geval ik mijn standpunt kenbaar zal maken.”.
in conventie[appellante] niet ontvankelijk verklaard in deze vordering.
aan het dossier verbonden”wilde zijn en dat
“mijn man en ik”[appellante] morgen willen “
verzoeken om hem bij te staan als advocaat”, kan immers moeilijk anders worden begrepen dan als een mededeling van [geïntimeerde 1] dat zij niet langer als advocaat voor [geïntimeerde 2] wilde optreden en dat het de bedoeling was van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] dat [appellante] in haar plaats zou komen. In het licht van deze mededeling mocht [appellante] tijdens het overleg tussen partijen op 25 april 2008 er dan ook niet van uitgaan dat [geïntimeerde 1] als advocaat-correspondent van [appellante] wilde blijven fungeren en dat zij in die hoedanigheid [appellante] opdracht gaf de zaak als behandelend advocaat van [geïntimeerde 2] in behandeling te nemen. Indien [appellante] wenste of zeker wilde stellen dat [geïntimeerde 1] als (mede behandelend) advocaat bleef fungeren, had het op haar weg gelegen dit op 25 april 2008 duidelijk aan [geïntimeerde 1] kenbaar te maken, te meer nu [appellante] wist dat [geïntimeerde 1] de echtgenote was van [geïntimeerde 2] en de aanwezigheid van [geïntimeerde 1] bij het overleg van 25 april 2008 dus niet – zonder meer – behoefde te betekenen dat [geïntimeerde 1] (mede) behandelend advocaat van [geïntimeerde 2] bleef. [appellante] stelt geen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat zij dit aan [geïntimeerde 1] heeft duidelijk gemaakt, en ook voor het overige heeft zij geen feiten gesteld op grond waarvan zij op 25 april 2008 heeft begrepen en heeft mogen begrijpen dat [geïntimeerde 1] degene was die haar de opdracht heeft verstrekt.
in reconventievoor recht verklaard dat tussen [geïntimeerde 1] en [appellante] slechts een overeenkomst heeft bestaan tot het verlenen van procureursdiensten over de periode 11 maart 2008 tot 25 april 2008 en dat tussen [geïntimeerde 1] en [appellante] geen andere overeenkomst heeft bestaan.
binnen bekwame tijd”op enig tekortschieten van [appellante] heeft beroepen.
in conventietegen [geïntimeerde 2] toegewezen tot een bedrag van € 7.684,15. Dit bedrag omvat € 6.837,15 wegens hoofdsom en € 847,- incl. btw wegens buitengerechtelijke kosten.
in conventieveroordeeld tot betaling van € 7.684,15. Dit bedrag omvat € 6.837,15 wegens hoofdsom en € 847,- incl. btw wegens buitengerechtelijke kosten.
in reconventie, inhoudende te verklaren voor recht dat [geïntimeerde 2] de overeenkomst van opdracht van 25 april 2008 terecht heeft ontbonden, en tot terugbetaling van het betaalde bedrag van € 1.749,30, heeft de kantonrechter afgewezen.
brievenzijn verzonden en ontvangen en dat met de verwerking daarvan 7 uur en 15 minuten gemoeid zijn geweest (mva punt 119);
conferentieshebben plaatsgevonden; hij erkent 2 conferenties (die van 25 april 2008 en die van 9 juni 2008), doch betwist het door [appellante] daarvoor opgevoerde tijdsbeslag (mva punt 121);
telefoongesprekkenen stelt dat de opdracht aan [appellante] op 9 juni 2008 is geëindigd, zodat zij nadien geen telefoongesprekken als behandelend advocaat had te voeren (mva punt 122);
memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel(18 pagina’s), die [appellante] op 10 juni 2008 heeft ingediend in de procedure [geïntimeerde 2] / [voormalige echtgenote van geïntimeerde 2] . Daarmee was hoogstens 10 uur gemoeid (mva punt 124-127). Hij betwist ook dat op 14 september 2008 enig processtuk door [appellante] is opgesteld (mva punt 129).