Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Bouwonderneming [bouwonderneming] ,gevestigd te [vestigingsplaats] , België,
2.Ingenieursbureau [ingenieursbureau] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.[geïntimeerde sub 3] ,wonende te [woonplaats] ,
4.[geïntimeerde sub 4] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/145952/HA ZA 09-1441)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het aan [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] verleende verstek;
- de memorie van grieven van [appellant] met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep van [bouwonderneming] met producties;
- de memorie van antwoord van [ingenieursbureau] met producties,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van [appellant] ;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de akte overlegging producties van [appellant] ;
- de antwoordakten van [ingenieursbureau] en [bouwonderneming] ;
- de bij brief van 13 november 2017 door [appellant] overgelegde producties 35 en 36.
3.De beoordeling
tekeningen van [Architecten] , nummer [nummer]
tekeningen van [Architecten] , nummer [nummer]
zal voor rekening van eerst genoemde de opdrachtgever Dhr [appellant] werken uitvoeren voor het bouwen van een woonhuis gelegen te: [adres] [plaats] .
zal voor rekening van eerst genoemde de Opdrachtgever [appellant] werken uitvoeren voor het verbouwen van het woonhuis gelegen te: [adres] te [plaats] .
excl. grondwerken”, toevoeging hof]
. Dit volgens een prijsberekening opgemaakt door de aannemer der bouwwerken en bijgevoegde meetstaten.
het terug in goede staat brengen van de achterzijde van de rechtergevel;
het terug in goede staat brengen van het keldergewelf, inclusief de deels harstenen, deels mergelachtige wijnrekken;
het terug in goede staat brengen van de bovenrand van de waterput en het schoonmaken van de gehele put;
het aanbrengen van een hardstenen omranding aan de linker zijgevel ter plaatse van de dubbele deuren;
het terug in goede staat brengen van de gehele linker zijgevel, inclusief traptreden. Daarbij zal de binnenzijde van deze gevel worden uitgevoerd in betonblokken en de buitenzijde in mergelwerk. Dit mergelwerk zal worden uitbesteed aan een op het gebied van mergelwerken gespecialiseerd bedrijf en;
het slopen van de achtergevel tussen de assen 2 en 4 en het terug in goede staat brengen van deze gevel. Deze gevel kan in betonblokken worden uitgevoerd.
15.[adviesbureau geïntimeerde sub 3]
hebben meegedeeld’dat zij [ingenieursbureau] hebben geïnformeerd over of betrokken bij ‘
de werkzaamheden’. Van [appellant] had mogen worden verwacht dat hij zou stellen dat [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] [ingenieursbureau] daadwerkelijk hebben geïnformeerd over de aanvang van de werkzaamheden, alsook concreter hoe en wanneer dat is gebeurd en om welke werkzaamheden het dan ging. Nu hij dit heeft nagelaten zal het hof op dit geen bewijsopdracht geven. Niet is dus komen vast te staan dat [ingenieursbureau] is geïnformeerd over de aanvang van de werkzaamheden van [bouwonderneming] aan de kelder en evenmin over de aanvang van de graafwerkzaamheden door [onderneming] , [ingenieursbureau] heeft tijdig duidelijk gemaakt dat voorafgaand aan de ondergraving van de kelder nog controle door haar en/of overleg met haar nodig was, zodat zij nader kon adviseren. Evenals de rechtbank gaat het hof ervan uit dat [ingenieursbureau] desondanks in die fase niet is ingeschakeld. Dat betekent dat het betoog van [appellant] geen doelt treft waar hij stelt dat [ingenieursbureau] op de volgende punten tekort is geschoten:
thans trachten(cursivering door het hof) verhaal te halen bij [appellant] alsook dat [appellant] door deze partijen wordt aangesproken tot betaling van de werkzaamheden. Bij memorie van grieven heeft hij echter aangevoerd dat hij de bedragen aan deze aannemers heeft voorgeschoten. Verder voert hij aan dat de derden weigerden de werkzaamheden voort te zetten zonder dat deze werden voldaan. Hoe of wanneer en door welke van voornoemde derden dit is gebeurd, heeft [appellant] niet toegelicht. Het hof is van oordeel dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de derden daadwerkelijk heeft betaald, dat hij in de positie verkeerde waarin hij hen wel moest betalen om te voorkomen dat zij hun werkzaamheden zouden stopzetten en dat dit alles anders zou zijn geweest als [geïntimeerde sub 4] en/of [geïntimeerde sub 3] de afspraken met [bouwonderneming] schriftelijk hadden vastgelegd. [bouwonderneming] ontkent immers niet dat zij de bedoelde werkzaamheden moest (laten) uitvoeren, maar zij beriep en beroept zich op een opschortingsrecht.