De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
Van een effectieve ondersteuning of meedenken vanuit de GI om tot een thuisplaatsing van de kinderen te komen is geen sprake geweest; de GI komt nooit op huisbezoek en toont geen interesse. De moeder wordt door de GI niet in de gelegenheid gesteld om te laten zien dat zij meer kan dan nu het geval is. Tijdens het omgangsweekend ontvangt de moeder maar vier uur begeleiding van AnaCare; de rest van het weekend is de omgang onbegeleid. Dat AnaCare signaleerde dat de kinderen tijdens de omgang individueel bezig waren betrof een eetmoment; AnaCare komt altijd rond etenstijd. Er is bij de moeder een veilige en stabiele opvoedingsplek aanwezig, gelet op het positieve verloop van de omgangsregeling. De moeder heeft het gevoel dat zij door de GI wordt tegengewerkt in de uitbreiding van de omgang met de kinderen; dit blijkt ook in de praktijk het beleid van de GI te zijn.
Uit de niet ingezette hulpverlening en het niet uitbreiden van de omgang mag niet de conclusie worden getrokken dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt. De aanvaardbare termijn voor de kinderen is nog niet verstreken.
De moeder heeft zich in het verleden tot PsyQ gewend. PsyQ heeft de moeder daarop terugverwezen naar de praktijkondersteuner van de huisarts; PsyQ kon de moeder niet helpen met haar emotieregulatie-problematiek.
In de beschikking van het hof van 3 mei 2018 heeft het hof kenbaar gemaakt dat het van belang is dat de GI zich alsnog inspant om de moeder te begeleiden om een hulpvraag te formuleren en haar daarin waar mogelijk te begeleiden. De moeder heeft de GI herhaaldelijk verzocht om duidelijkheid te verschaffen over welke hulpverlening door de GI noodzakelijk werd geacht. De GI heeft uiteindelijk in november 2018 een hulpvraag geformuleerd, maar de moeder heeft geen enkele begeleiding van de GI ontvangen op welke wijze deze hulpvraag geëffectueerd zou kunnen worden.
De moeder heeft gesprekken gevoerd met de praktijkondersteuner van de huisarts. De praktijkondersteuner heeft de moeder tips en handvatten gegeven om op een goede manier met haar boosheid om te gaan. Er hebben zich nadien geen incidenten meer voorgedaan tijdens de gesprekken tussen de moeder en de GI.
De huisarts heeft in zijn brief van 6 december 2018 verklaard dat geen sprake is van een duidelijk psychiatrisch beeld bij de moeder. Indien er meer duidelijkheid gewenst zou worden over een vermeend psychiatrisch beeld bij de moeder dan dient volgens de huisarts een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek en een indicatiestelling door de rechter te worden opgelegd. Anders dan de GI stelt, heeft de moeder een machtiging aan de GI verstrekt om medische informatie op te vragen en heeft zij ook zelf informatie aan de GI verstrekt.
Door de GI worden er verder allerlei zaken genoemd die niet van belang zijn. De moeder weerspreekt dat het huishouden niet altijd op orde is geweest en dat zij veel wisselende partners heeft (gehad). Wel is tijdens het huwelijk met de vader van de kinderen sprake geweest van huiselijk geweld; dit heeft geleid tot de echtscheiding. De communicatie tussen de moeder en de vader verloopt thans uitstekend en is in het belang van de kinderen; bij problemen met de kinderen wordt er gepraat, geappt of gemaild. De moeder mag van de GI niet communiceren met de pleegouders. Zij kan daardoor geen goede relatie met de pleegouders opbouwen. De kinderen lopen door het incident dat in het pleeggezin heeft plaatsgevonden gevaar in het pleeggezin.