ECLI:NL:GHSHE:2019:2536

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
200.216.182_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en bewijsopdracht in de verkoop van spaarproducten door Future Life Insurance Broker S.A.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders van de vennootschap Future Life Insurance Broker S.A. (FLIB) voor schade die is geleden door de appellanten, [appellant] en [appellante], als gevolg van de verkoop van zogenaamde spaarpolissen. De appellanten hebben in hoger beroep de rechtbank verzocht om te verklaren dat de bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld en hen aansprakelijk zijn voor de geleden schade. De rechtbank had eerder de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen ertoe bracht om in hoger beroep te gaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] en [appellante] hebben in 2006 en 2007 verschillende polissen afgesloten bij FLIB, die als spaarproducten werden gepresenteerd. In werkelijkheid werden de ingelegde gelden echter niet op een spaarrekening gestort, maar gebruikt voor investeringen in andere ondernemingen binnen de TPM-groep. De appellanten hebben hun inleg en de beloofde rente niet ontvangen, wat hen heeft doen besluiten om juridische stappen te ondernemen.

Het hof heeft vastgesteld dat FLIB tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat de appellanten hierdoor schade hebben geleden. De kern van het geschil draait om de vraag of [geïntimeerde], als bestuurder van FLIB, wist dat de polissen als spaarproducten werden verkocht en of hij daarbij betrokken was. Het hof heeft de appellanten toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat [geïntimeerde] op de hoogte was van de verkooppraktijken en dat hij zelf betrokken was bij de verkoop van de polissen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en zal in een latere zitting beslissen over de verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.216.182/01
arrest van 16 juli 2019
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. J.C. Duvekot te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.C. de Jong te Rotterdam ,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 31 juli 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer C/02/318661/HA ZA 16541 gewezen vonnis van 15 maart 2017.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 31 juli 2018 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van 25 maart 2019 met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van mr. Duvekot;
  • de bij brief van 14 maart 2019 door mr. Duvekot toegezonden producties 28-36, die bij gelegenheid van de comparitie in het geding zijn gebracht;
  • de bij brief van 20 maart 2019 door mr. Duvekot toegezonden productie, die bij gelegenheid van de comparitie in het geding is gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

6.1.
In rechtsoverweging 3.11 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
6.1.1.
[appellant] en [appellante] zijn met elkaar gehuwd. [appellant] heeft in 2000 een ernstig bedrijfsongeval gehad ten gevolge waarvan zijn been is geamputeerd en hij arbeidsongeschikt is geworden. De verzekeraar van zijn werkgever heeft [appellant] een bedrag aan schadevergoeding en smartengeld betaald.
6.1.2.
De vennootschap Future Life Insurance Broker S.A. (ook aangeduid als: FLIB) is een vennootschap naar Luxemburgs recht die is opgericht op 28 november 2003. [geïntimeerde] , [bestuurder van de vennootschap] (hierna: [bestuurder van de vennootschap] ), [aandeelhouder van de vennootschap 1] (hierna: [aandeelhouder van de vennootschap 1] ), [aandeelhouder van de vennootschap 2] en [aandeelhouder van de vennootschap 3] (hierna: [aandeelhouder van de vennootschap 3] ) waren aandeelhouders van deze vennootschap. [aandeelhouder van de vennootschap 1] , [geïntimeerde] en [bestuurder van de vennootschap] waren bestuurder van de vennootschap.
6.1.3.
[geïntimeerde] is sinds 2006 via zijn persoonlijke holdingmaatschappij Deal Beheer & Management BV 50% aandeelhouder van [participaties en advies] Participaties en Advies B.V., naast [aandeelhouder van de vennootschap 1] middels zijn persoonlijke houdstermaatschappij [beheer en management] Beheer & Management B.V. voor de resterende 50%. [participaties en advies] Participaties en Advies B.V. hield op haar beurt meerderheids- en minderheidsbelangen in een tiental andere werkmaatschappijen (hierna: de TPM-Groep), waaronder een 100% aandelenbelang in Blue Account & Investments B.V. (hierna: BAI). Van BAI was [geïntimeerde] naast [aandeelhouder van de vennootschap 1] ook bestuurder.
6.1.4.
Na contacten tussen [appellant] en [aandeelhouder van de vennootschap 1] over advisering hoe de in rov 6.1.1 genoemde geldsom belegd kan worden, hebben [appellanten c.s.] op 1 februari 2006 een zgn. Dutch Blue Account afgesloten (hierna te noemen polis 1B). Het hiervoor door FLIB aan [appellanten c.s.] afgegeven polisblad houdt het volgende in:
“Dutch Blue Account
Polisnummer [polisnummer 1]
Ingangsdatum 01-02-2006
Polis einddatum 01-08-2018
(…)
Reden afgifte Nieuwe spaarrekening
Rekeninghouder [appellant] / [appellante]
(…)
Spaargegevens
Ingelegd spaarbedrag € 537.000,--
Inlegprovisie 0,--
Gegarandeerde dagrente 12,50%
Rentebedrag op jaarbasis € 67.125,--
Maandelijks uit te keren rentebedrag € 5.593,75
(…)
De algemene voorwaarden van Future Life Insurance Brokers S.A. zijn van toepassing.
Aanvullingen
  • Vervaldatum maandelijkse termijnen is 30 dagen.
  • Ingelegd bedrag wordt 30 dagen na polis einddatum teruggestort op de tegenrekening.
  • Eerdere opname is niet mogelijk.
  • Spaarbedrag inclusief provisie dient uiterlijk op ingangsdatum te zijn bijgeschreven op Rekeningnummer [ING-rekeningnummer] van de ING-Bank.
  • Deze polis is een gelabeld product van Credit Suisse.”
Op 1 maart 2006 hebben [appellanten c.s.] een tweede Dutch Blue Account afgesloten (hierna te noemen polis 1A). Het op briefpapier van FLIB weergegeven polisblad houdt het volgende in:
“Dutch Blue Account
Polisnummer [polisnummer 2]
Ingangsdatum 01-03-2006
Polis einddatum 01-08-2011
(…)
Reden afgifte Nieuwe spaarrekening
Rekeninghouder [appellant] / [appellante]
(…)
Spaargegevens
Ingelegd spaarbedrag € 155.000,--
Inlegprovisie 0,--
Gegarandeerde dagrente 11,75%
Rentebedrag op jaarbasis € 18.212,50
Maandelijks uit te keren rentebedrag € 1.517,70
(…)
De algemene voorwaarden van Future Life Insurance Brokers S.A. zijn van toepassing.
Aanvullingen
  • Vervaldatum maandelijkse termijnen is 30 dagen.
  • Ingelegd bedrag wordt 30 dagen na polis einddatum teruggestort op de tegenrekening.
  • Eerdere opname is niet mogelijk.
  • Spaarbedrag inclusief provisie dient uiterlijk op ingangsdatum te zijn bijgeschreven op Rekeningnummer [ING-rekeningnummer] van de ING-Bank.
  • Deze polis is een gelabeld product van Fortis Bank Lux.”
Op 26 oktober 2007 heeft [appellante] een zgn. Europe Blue Account afgesloten (hierna te noemen polis 1C). Het polisblad houdt het volgende in:
“Europe Blue Account
Polisnummer [polisnummer 3]
Ingangsdatum 26-10-2007
Polis einddatum 26-10-2012
(…)
Reden afgifte Nieuw afgesloten polis
Rekeninghouder [appellante]
(…)
Polisgegevens
Ingelegd bedrag € 25.000,--
Inlegprovisie 0%
Gegarandeerde dagrente 9,0%
Rentebedrag op jaarbasis € 2.250,00
Rentebedrag per kwartaal € 1.517,70
(…)
De algemene voorwaarden van Future Life Insurance Brokers S.A. zijn van toepassing.
Aanvullingen
  • Rentebedrag wordt per kwartaal op tegenrekening gestort.
  • Ingelegd bedrag wordt 30 dagen na polis einddatum teruggestort op de tegenrekening.
  • Eerdere opname is niet mogelijk.
  • Inleg inclusief provisie dient uiterlijk op ingangsdatum te zijn bijgeschreven op Rekeningnummer [ING-rekeningnummer] van de ING-Bank of [rekeningnummer van future life s.a.] (Swift: [code 1] ) van de Dexia-bank t.n.v. Future Life S.A.”
6.1.5.
Een brief van 1 oktober 2007 gericht aan [appellante] , afkomstig van Future Life S.A., ondertekend door [geïntimeerde] , houdt het volgende in:
“Geachte mevr. [appellante] ,
Zoals besproken met [aandeelhouder van de vennootschap 1] treft u bijgevoegd twee onderschrijvingsformulieren aan t.b.v. de aanvraag voor deelname aan de Europe Blue Account.
De looptijd en het gegarandeerde rentetarief zijn reeds ingevuld. Aan u en uw broer het verzoek de overige gegevens in te vullen, alsmede de hoogte van de inleg.
(…)”
6.1.6.
Op 16 oktober 2007 stuurt [geïntimeerde] een e-mailbericht aan [appellant] , inhoudende onder meer als volgt:
“Beste [roepnaam appellant] ,
Hierbij het rekeningnummer:
IBAN: [rekeningnummer van future life s.a.]
BIC: [code 2]
Je kunt ook proberen:
IBAN: [rekeningnummer future life s.a.]
BIC: [code 2]
Beiden op naam van: Future Life Insurance Broker SA
[adres]
[postcode] [kantoorplaats 1]
Groet,
[geïntimeerde] (…).”
6.1.7.
Een brief van 12 november 2007 van FLIB, houdt onder meer het volgende in:
“ [appellante]
(…)
Betreft: Contract Dutch Blue Account
(…)
Geachte mevrouw,
Wij hebben het genoegen u de bevestiging van uw investering in bovengenoemde polis te doen toekomen.
(…)
Wij danken u voor uw vertrouwen,
Met de meeste hoogachting
Future Life,
[geïntimeerde] .”
6.1.8.
In de periode 2006 tot 2010 zijn de in de polissen overeengekomen rentebedragen aan [appellanten c.s.] uitbetaald. In juli 2010 zijn deze rentebetalingen gestaakt.
6.1.9.
FLIB is op 10 mei 2010 in Luxemburg failliet verklaard.
6.1.10.
Op 10 juni 2010 is de FIOD een strafrechtelijk onderzoek tegen (in ieder geval) [geïntimeerde] , [aandeelhouder van de vennootschap 1] en [bestuurder van de vennootschap] begonnen. De FIOD heeft in het naar aanleiding daarvan opgestelde proces-verbaal met zaaksnummer [dossiernummer] en codenummer 0-OPV-01 het volgende opgenomen:
“3.1.3. Aanleiding
Op 6 juli 2010 is door De Nederlandsche Bank NV (DNB) aangifte gedaan dat de rechtspersoon naar buitenlands recht Future Life S.A. (Future Life) van 19 juli 2005 tot 1 januari 2007 vermoedelijk in overtreding is geweest van het bepaalde in artikel 82, eerste lid, Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992), alsmede dat zij sinds 1 januari 2007 vermoedelijk in overtreding is van het in artikel 3:5, eerste lid, Wet op het financieel toezicht (Wft) vervatte verbod, namelijk dat zij vermoedelijk zonder de vereiste vergunning opvorderbare gelden heeft aangetrokken in Nederland. (…)
5.0.1.
Feiten en omstandigheden inzake aantrekken opvorderbare gelden
De inleggers gaan een overeenkomst aan met Future Life SA. De gelden worden gestort op de Nederlandse ING bankrekening van Future Life SA. De inleggers zouden volgens hun contract een rendement van 9 of 18% op jaarbasis ontvangen. Middels een overeenkomst d.d. 6 oktober 2006 tussen Future Life en Blue Accounts Investments B.V. (BAI) stelt Future Life aan BAI gelden, welke afkomstig zijn van de door Future Life uitgegeven obligaties, ter beschikking met als doel het beheer daarvan.
Future Life factureert aan BAI de verschuldigde rente over het uitstaande saldo wat in beheer is gegeven. BAI investeert vervolgens met deze gelden in (eigen) bedrijven en vastgoed. BAI betaal[t] voor deze lening 8% op jaar basis aan Future Life.
Tijdens gesprekken met diverse inleggers is echter naar voren gekomen dat aan de inleggers een heel ander verhaal is verteld. Kort samengevat kwamen hun verklaringen er op neer dat er bijna altijd sprake was van een vertrouwensband c.q. vriendschappelijke relatie tussen inleggers en met name [aandeelhouder van de vennootschap 1] . Vanuit die relatie is de inleggers aangeboden om hun spaargeld te zetten op een depositorekening bij een bank in Luxemburg waarbij een hoog rendement werd voorgehouden. De inleggers verklaren ook dat zij nooit met [aandeelhouder van de vennootschap 1] /Future Life in zee waren gegaan als zij vooraf hadden geweten dat er geen sprake was van een spaarrekening.
Tijdens het onderzoek zijn er diverse bankrekeningen opgevraagd. Naar aanleiding van de ontvangen bankrekeningen is getracht om het geldspoor, wat is ontstaan nadat de inleggers hun bedrag hadden gestort, te volgen.
Van een aantal benadeelden is dit geldspoor geheel uitgewerkt in overzichten (zie 5.2). Uit deze overzichten komt onder andere naar voren dat de door benadeelden ingelegde bedragen worden gestort op een Nederlandse bankrekening. Een gedeelte van deze bedragen wordt volgens de rekeningen niet overgeboekt naar een depositorekening in Luxemburg maar vermoedelijk aangewend om bedragen aan andere inleggers over te maken. Dit heeft de kenmerken van een zogenaamde piramideconstructie waarbij de ene inlegger betaald wordt met geld van een nieuwe inlegger. Tevens wordt een gedeelte van de ingelegde bedragen gebruikt, middels [participaties en advies] Participaties & Advies B.V. en Blue Account & Investments B.V. om als lening aan bedrijven te verstrekken. De bedrijven die de lening krijgen zijn allemaal middellijk of onmiddellijk gelieerd aan [aandeelhouder van de vennootschap 1] en [geïntimeerde] . Ook gaat een gedeelte van het door spaarders ingelegde geld als managementfee naar de persoonlijke holdings van verdachten [aandeelhouder van de vennootschap 1] en [geïntimeerde] .
Uit de ons ter beschikking staande gegevens komt naar voren dat tenminste 54 polissen met een waarde beneden € 50.000,- aan inleggers zijn verkocht.”
6.1.11.
[participaties en advies] Participaties en Advies BV is bij vonnis van 24 augustus 2010 failliet verklaard.
6.1.12.
BAI is bij vonnis van 7 september 2010 failliet verklaard met benoeming van mr. Wijn als curator.
6.1.13.
Het faillissementsverslag van 11 april 2011 van BAI van mr. Wijn houdt onder meer het volgende in:
“1.1 Directie en organisatie
Curanda is opgericht op 28 november 2006. Vanaf de oprichting was [participaties en advies] Participaties & Advies B.V., de oprichter en de vennootschap waarbinnen de heren [aandeelhouder van de vennootschap 1] en [geïntimeerde] het voor het zeggen hadden, enig bestuurder en enig aandeelhouder van curanda. [participaties en advies] Participaties & Advies B.V. is bij vonnis d.d. 24 augustus 2010 in staat van faillissement verklaard, eveneens met aanstelling van mij tot curator.
(…)
1.7
Oorzaak faillissement
Uit gesprekken met zowel [aandeelhouder van de vennootschap 1] als [geïntimeerde] alsmede uit de administratie van onder meer curanda is het volgende beeld naar voren gekomen.
[geïntimeerde] is in augustus 2003 in loondienst getreden bij één van de vennootschappen van de [aandeelhouder van de vennootschap 1] Advies Groep. Op 1 januari 2004 werd hij ook statutair directeur van [de holding] , de holding van [aandeelhouder van de vennootschap 1] . De taak van [geïntimeerde] was het voeren van de dagelijkse leiding over het assurantie- en administratiekantoor.
Eind 2005 hebben [aandeelhouder van de vennootschap 1] en [geïntimeerde] het plan opgevat om compagnons te worden en om tezamen geld te gaan verdienen door middel van het investeren in ondernemingen en het geven van managementadviezen.
[aandeelhouder van de vennootschap 1] verkocht aan particulieren zogenoemde (Dutch) Blue Account (spaar)polissen van Future Life IB SA, een Luxemburgse vennootschap waarin [aandeelhouder van de vennootschap 1] (indirect) 25% en [geïntimeerde] 20% van de aandelen hield, tezamen met de heren [aandeelhouder van de vennootschap 3] en [bestuurder van de vennootschap] die de overige aandelen hielden en die ook het bestuur vormden. Later, vanaf 2008, is [aandeelhouder van de vennootschap 1] ook (Dutch) Blue Account (spaar)polissen van curanda gaan verkopen.
De particulieren leenden een bepaald bedrag, veelal minstens EUR 50.000,-- (formeel) aan Future Life IB S.A. en late[r] aan curanda, tegen een gegarandeerde rente, variërend van 8 tot 12% per jaar, en met een gegarandeerd eindbedrag (veelal gelijk aan de inleg) dat aan hen werd uitgekeerd op een bepaalde datum (meestal 5 of 10 jaar later). Vanwege het ontbreken van inzicht in alle polissen bestaat bij mij op dit moment allerminst een volledig beeld, maar duidelijk is wel dat de gelden in een aantal gevallen rechtstreeks naar bankrekeningen van Future Life IB S.A. en/of curanda werden overgemaakt, maar in een aantal gevallen ook, op aanwijzing van [aandeelhouder van de vennootschap 1] , naar bankrekeningen van [aandeelhouder van de vennootschap 1] in privé dan wel van aan hem gelieerde vennootschappen.
[aandeelhouder van de vennootschap 1] deelde de particulieren mede dat Future Life IB S.A. de ingelegde gelden bij gerenommeerde Luxemburgse banken, op depositorekeningen en/of in speciale fondsen, zou onderbrengen en dat ter zake nauwelijks risico’s bestonden. Uit de mij bekende, niet gepubliceerde, balans en winst- en verliesrekeningen van het per 10 mei 2011 failliete Future Life IB S.A. volgt (echter) dat nauwelijks gelden bij banken zijn weggezet. Veel van de opgehaalde gelden zijn doorgeleend aan curanda; in 2010 zou per saldo bijna EUR 5,5 miljoen van particulieren zijn ingeleend en zou voorts, per saldo, ruim EUR 4,6 miljoen aan curanda zijn uitgeleend.
Ook uit de administratie van curanda volgt dat zij van Future Life IB S.A. gelden leende en wel tegen 8% rente per jaar. Opvallend is dat de administraties van Future Life IB S.A. en curanda niet op elkaar aansluiten, hoewel deze allebei ook door hetzelfde administratiekantoor ( [administratiekantoor] en [accountancy en advies] Accountancy en Advies) werden geadministreerd; volgens de administratie van Future Life IB S.A. zou zij per augustus 2010 ruim EUR 4,6 miljoen van curanda te vorderen hebben, terwijl curanda, volgens haar administratie, per augustus 2010 bijna EUR 5,6 miljoen aan Future Life IB S.A. verschuldigd zou zijn.
Curanda gebruikte de ingeleende gelden om te investeren in ondernemingen. Het betrof veelal vennootschappen waarin [aandeelhouder van de vennootschap 1] en/of [geïntimeerde] invloed hadden althans waarmee reeds een relatie bestond. Gedeeltelijk waren het ook ondernemingen die werden opgestart met het geld van curanda. In de meeste gevallen werd een rente van 8 of 9 % per jaar gerekend, in enkele gevallen meer (10 of 12%).
Curanda kon uiteindelijk de lasten van de door haar geleende gelden (rente en aflossing) niet meer opbrengen omdat zij zelf geen of te weinig rente en aflossing ontving op haar eigen investeringen en zij verder niet in staat bleek om elders (voldoende) financiering te verkrijgen. Ter indicatie; [geïntimeerde] heeft de curator meegedeeld dat de rentelasten van curanda voor ingeleend geld ruim EUR 30.000,-- per maand bedroegen, terwijl de rente-inkomsten van door haar uitgeleend slechts EUR 10.000,-- per maand bedroegen.”
6.1.14.
Bij vonnis van 21 december 2012 heeft de rechtbank te Dordrecht [geïntimeerde] veroordeeld wegens het feitelijk leidinggeven aan medeplegen van oplichting, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd en het medeplegen van gewoontewitwassen en het medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft [geïntimeerde] een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis. De vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder [appellant] , zijn niet-ontvankelijk verklaard.
In het vonnis zijn de volgende bewijsmiddelen opgenomen:
“Een proces-verbaal van verhoor van [aandeelhouder van de vennootschap 1] als verdachte d.d. 12 juli 2011, als bijlage [bijlage 1] , gevoegd bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [kantoorplaats 2] , dossiernummer [dossiernummer] , doorgenummerd van 0001 tot en met 3487, inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
(dossierpagina 725)
De Green Account is de voorloper van de Blue account. Wat ik hiermee wilde bereiken is het geld weg te zetten tegen een bepaald percentage en dat heb ik ook steeds aangegeven richting mijn klanten. Dit is een spaardeposito. Richting mijn klanten heb ik dat ook altijd aangegeven.
(dossierpagina 726)
De Dutch Blue Account is ook een spaarproduct en precies hetzelfde als een Green Account. De mensen konden maandelijks hun rente krijgen maar het kon ook dat er rente op rente verkregen kon worden. Ik had overleg met [geïntimeerde] over de te bieden rentepercentages op de in te leggen gelden. Met de tijd werd die rentepercentages aangepast/verlaagd vanwege de actuele rentestand. De ingelegde bedragen waren niet direct opeisbaar dat was pas mogelijk op het einde van de afgesloten periode. U toont mij een aantal exemplaren van een bevestiging tot afkoop en houdt mij daarbij voor dat het kennelijk wel degelijk mogelijk was de ingelegde som op te vorderen. Ik kan u zeggen dat ik op enig moment met de rug tegen de muur stond en dat ik door de inleggers in feite werd gedwongen om deze aanvraag tot afkoop op te maken.
Een proces-verbaal van verhoor van [aandeelhouder van de vennootschap 1] als verdachte d.d. 21 juli 2011, als bijlage [bijlage 2] , gevoegd bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [kantoorplaats 2] , dossiernummer [dossiernummer] , doorgenummerd van 0001 tot en met 3487, inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
Ik denk zelf dat ik rond de 50 mensen een spaarpolis heb verkocht. Verder zijn er spaarpolissen verkocht door [geïntimeerde] , [verkoper 1] , mijn zus [verkoper 2] en [verkoper 3] . (…) Ik denk dat er in totaal tussen de 60 en 65 polissen zijn verkocht.
Een proces-verbaal van verhoor van [geïntimeerde] als verdachte d.d. 12 juli 2011, als bijlage [bijlage 3] , gevoegd bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [kantoorplaats 2] , dossiernummer [dossiernummer] , inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
[aandeelhouder van de vennootschap 1] bepaalde het rente percentage. [aandeelhouder van de vennootschap 1] verstrekte deze rente percentages via de e-mail of ik kreeg een kopie van de verstrekte polis. Op de polis stonden de polisgegevens, dus ook de rente percentages. (…) Op een gegeven moment kreeg ik van [aandeelhouder van de vennootschap 1] ook spaarpolissen op naam van Blue Account en of Dutch Blue Account. Ik heb [aandeelhouder van de vennootschap 1] daar op aangesproken dat dat niet conform de afspraak was. [aandeelhouder van de vennootschap 1] zou op naam van Future Life de Blue Account in de markt zetten als bedrijfsobligatie. Het doel van het geld zou ook zijn investeren in bedrijven. [aandeelhouder van de vennootschap 1] heeft mij toegezegd dat hij de zogenaamde spaarpolissen zou veranderen in bedrijfsobligaties. Of [aandeelhouder van de vennootschap 1] de zogenaamde spaarpolissen veranderd heeft in bedrijfsobligaties weet ik niet. Veel gaat op basis van vertrouwen.
Ik heb in verband met de uit te keren rentes soms de originele brondocumenten gezien. Ik heb zelfs een enkele keer polissen verstuurd als [aandeelhouder van de vennootschap 1] het mij verzocht. Ik sluit niet uit dat daar ook spaarpolissen tussen zaten. Ik ben er niet dieper op ingegaan omdat [ik] mijn werkzaamheden met deze polissen bijzaak was.
Een proces-verbaal van verhoor van [geïntimeerde] als verdachte d.d. 13 juli 2011, als bijlage [bijlage 4] , gevoegd bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [kantoorplaats 2] , dossiernummer [dossiernummer] , inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
In 2006 werd ik geconfronteerd met het feit dat [aandeelhouder van de vennootschap 1] Blue Account toch verkocht als spaarpolis. Ik heb hem daarmee geconfronteerd. [aandeelhouder van de vennootschap 1] gaf mij gelijk en beloofde mij om dit aan te passen en de polissen te wijzigen van spaarpolis in bedrijfsobligaties. (…) Ik weet niet meer of ik die aanpassingen die door [aandeelhouder van de vennootschap 1] zouden worden gedaan daarna nog heb gecontroleerd.
Een verklaring van [geïntimeerde] als verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 november 2012, inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
Het klopt dat er geen spaarrekeningen zijn geopend in Luxemburg.
Het klopt dat er door andere projecten (waaronder Amerika) het geld op een gegeven moment op was door de huizencrisis in Amerika. Het geld wat daarin is gegaan was het geld van de inleggers van de polissen.
U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat ik in 2006 een Blue Account ‘spaarpolis’ onder ogen heb gehad. Green Account was wel een spaarproduct, maar de Blue Account was niet een spaarproduct. Het was de bedoeling dat er een bedrijfsobligatie zou worden uitgeschreven.
(…)
Je kunt investeren in bedrijven. Er waren samenwerkingsverbanden gestart waarbij er allerlei aandelen waren in bedrijven, er waren overeenkomsten tot geldleningen. De bedragen aan de bedrijven liepen op, er moest langer geïnvesteerd worden om een voldoende opbrengst te genereren. Het klopt dat ik heb verklaard dat het in het begin te weinig opbracht maar dat [aandeelhouder van de vennootschap 1] vermogend was en privé kon bijspringen.
(…)
De bedrijven betaalden wel maar de achterstanden liepen op en je blijft hopen dat de bedrijven het op een gegeven moment zo goed gaan doen dat ze de achterstanden kunnen inlopen. Je gaat op een gegeven moment kiezen welke rentebedragen er het eerst betaald werden, vooral per mail. (…) We keken vooral naar de oudste vordering, die werd dan betaald.
(…)
U houdt mij voor dat het dossier op pagina 2679 een door mij ondertekende Dutch Blue Account spaarpolis bevat. In het begin van Blue Account heb ik ook zo nu en dan administratieve handelingen verricht en foutjes gemaakt.
(…)
Het is incidenteel voorgekomen dat ik ook de polisadministratie deed.
U vraagt mij wat ik bedoel met ‘foutjes’? Ik bedoel dat er een verkeerde omschrijving op de polis stond, namelijk spaarrekening terwijl het een obligatie was.
Een proces-verbaal van aangifte van 13 juli 2010 van [appellant] , als bijlage [bijlage 5] , gevoegd bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [kantoorplaats 2] , dossiernummer [dossiernummer] , inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
(…)
Medio 2007 kreeg [aandeelhouder van de vennootschap 1] een compagnon. Dit was [geïntimeerde] die eenmaal bij mij thuis is geweest. [aandeelhouder van de vennootschap 1] was toen thuis en wij hebben toen een erfenis belegd bij Future Life. Die staat op naam van mijne echtgenote. Verder ben ik nog een keer met [geïntimeerde] en [aandeelhouder van de vennootschap 1] met de auto naar Luxemburg geweest. Wij hebben daar het kantoor bezocht van Future Life waar een administratie zat met drie mensen.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 februari 2011 van [appellant] , als bijlage [bijlage 6] , gevoegd bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [kantoorplaats 2] , dossiernummer [dossiernummer] , inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
Naast [aandeelhouder van de vennootschap 1] kwam [geïntimeerde] ook wel eens langs. Hij kwam onder andere langs omdat [aandeelhouder van de vennootschap 1] lang ziek was. Er waren wel eens problemen met de betalingen. Hij kwam hierover praten.
[geïntimeerde] is onder andere langs gekomen om kennis te maken. Tevens werd door hem gesproken over de bestaande producten die wij van [aandeelhouder van de vennootschap 1] hebben afgenomen. [geïntimeerde] vond dat wij een mooi product hadden gekocht van [aandeelhouder van de vennootschap 1] en dat wij het goed voor elkaar hadden.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 februari 2011 van [bestuurder van de vennootschap] , als bijlage [bijlage 6] , gevoegd bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [kantoorplaats 2] , dossiernummer [dossiernummer] , inhoudende (zakelijk weergegeven) als verklaring:
Ik vind ook dat het misbruik is omdat [aandeelhouder van de vennootschap 1] een onmogelijk product aanbood. Dat product was in mijn ogen onmogelijk omdat er een garantie met betrekking tot de inleg werd geboden en omdat er een gegarandeerde vaste rente werd geboden die in de periode 2004-2008 volstrekt niet haalbaar was gelet op de marktomstandigheden. In die tijd was op de internationale monetaire markt bij uitzondering drie procent haalbaar als het gaat om producten met de garanties zoals die werden aangeboden. (…)
Ik heb voor het eerst van de Blue en Green Account gehoord door de brief van de AFM. (…) Naar aanleiding van die brief heb ik een gesprek gehad met [aandeelhouder van de vennootschap 1] en [geïntimeerde] (…). Van dat gesprek kan ik mij wel het één en ander herinneren. Ik kan mij herinneren wat [aandeelhouder van de vennootschap 1] heeft gezegd omdat ik hem vragen heb gesteld. Ik heb hem gevraagd om uitleg over de Blue en Green Account. Hij vertelde mij dat het ging om bedrijfsobligaties. Zoals [aandeelhouder van de vennootschap 1] het mij uitlegde was hij bezig met fundraising in Nederland en heeft hij daarom die, zoals hij dat noemde obligatieleningen aangeboden.”
6.1.16.
Bij arrest van 10 juni 2015 heeft het gerechtshof te Den Haag, met vernietiging van het vonnis van de rechtbank, [geïntimeerde] vrijgesproken van het (feitelijk leiding geven aan) het medeplegen van oplichting en (gewoonte)witwassen. [geïntimeerde] is veroordeeld wegens valsheid in geschrifte, namelijk het valselijk opmaken van een werkgeversverklaring en loonstrook, tot een werkstraf van 70 uur. De vordering van benadeelde partij [appellant] is niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft onder meer het volgende overwogen:
“1 primair
De verdachte heeft ontkend dat hij ooit opdracht heeft gegeven tot oplichting, dan wel daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. Hij heeft aangevoerd – kort weergegeven - dat hij er niet van op de hoogte was dat personen onder valse voorwendselen ertoe zijn gebracht om geldbedragen af te staan aan Future Life Insurance Broker SA (hierna: Future Life), van welke rechtspersoon hij bestuurder was.
Het hof kan op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de verdachte er op enig moment opdracht toe heeft gegeven dat Future Life anderen zou oplichten op de wijze zoals tenlastegelegd.
Ter zake de vraag of de verdachte aan dergelijke gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven, overweegt het hof het volgende. Van feitelijke leiding geven aan een verboden gedraging is sprake indien de verdachte maatregelen ter voorkoming van die gedraging achterwege laat, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is, en hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk bevordert.
Het hof stelt vast dat er binnen Future Life sprake was van een duidelijke taakverdeling tussen de bestuurders en tevens feitelijke leidinggevers. Op grond van deze taakverdeling verzorgde de verdachte de administratie van het bedrijf en hield de medebestuurder zich bezig met de verkoopactiviteiten. Niet de verdachte maar de medebestuurder benaderde – of zorgde voor de benadering van - de (potentiële) inleggers en interesseerde hen in het risicoloos storten van geldbedragen op deposito- en/of spaarrekeningen, terwijl de geldbedragen in werkelijkheid werden geïnvesteerd in bedrijven.
Naar het oordeel van het hof wijst niets er op dat de verdachte bemoeienis had met het benaderen van de (potentiële) inleggers voor de productenverkoop.
Naar het oordeel van het hof is op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting ook niet gebleken dat de verdachte wist dat de producten door de medebestuurder onder een valse voorstelling van zaken werden aangeboden en verkocht. Evenmin is gebleken dat hem signalen hebben bereikt dat aan (potentiële) inleggers werd voorgehouden dat de gelden in Dutch Blue Account zouden worden gestort op deposito- of spaarrekeningen. Gelet op het voorgaande kan niet geoordeeld worden dat de verdachte redelijkerwijs gehouden was om tegen de verboden gedragingen op te treden en is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen. Gelet op een en ander dient de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
1 subsidiair
Het vorenstaande brengt met zich dat evenmin kan worden bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n), zodat de verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van oplichting dient te worden vrijgesproken.
2
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte wist dat de verkregen geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren, zodat hij daarvan eveneens behoort te worden vrijgesproken.”
6.2.1.
In de onderhavige procedure hebben [appellanten c.s.] gevorderd dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat [bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] gezamenlijk, subsidiair [bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] , onrechtmatig jegens [appellanten c.s.] hebben gehandeld en hoofdelijk, subsidiair [bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] , aansprakelijk zijn voor de door [appellanten c.s.] dientengevolge geleden schade;
[bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] hoofdelijk, subsidiair ieder afzonderlijk voor zijn deel, veroordeelt tot betaling van de schade bestaande uit de hoofdsom van in totaal
€ 717.000,00;
[bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] hoofdelijk, subsidiair ieder afzonderlijk voor zijn deel, veroordeelt tot betaling van de schade, bestaande uit de verschuldigde contractuele rentes op 1 april 2016 van de drie polissen Blue Account (1A, 1B en 1C) van
€ 427.911,57 te vermeerderen – na 1 april 2016 – met de contractuele rente tot eindtermijn van de polis [polisnummer 1] (polis 1B) en over het verschuldigde te voldoen de wettelijke (handels)rente, subsidiair de rente, tot aan de datum van voldoening;
[bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] hoofdelijk, subsidiair [bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] ieder afzonderlijk voor zijn deel, veroordeelt tot betaling van de schade bestaande uit de buitengerechtelijke kosten van € 8.197,00, met veroordeling van [bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] hoofdelijk, subsidiair [bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] ieder afzonderlijk voor zijn deel, in de proceskosten.
6.2.2.
Aan deze vordering hebben [appellanten c.s.] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde] heeft als bestuurder van FLIB, Future Life SA, BAI, [participaties en advies] Participaties & Advies BV, Deal Beheer & Management BV en IFS Europe BVBA ernstig verwijtbaar gehandeld en is in privé hoofdelijk aansprakelijk voor een onrechtmatige daad jegens [appellanten c.s.] . [bestuurder van de vennootschap] en [geïntimeerde] hebben gelden uit een spaarpolis zonder toestemming van de spaarders en in strijd met de polisvoorwaarden aangewend voor andere doeleinden, waarbij grote risico’s in eigen ondernemingen zonder risicomanagement is uitgevoerd, terwijl de bestuurders wisten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen. Uit het verslag van de curator blijkt dat de vennootschappen uitsluitend draaiden op de opbrengst uit een piramide zwendel. De bestuurders hebben zichzelf bovendien uit die ingelegde gelden een hoge management fee uitgekeerd, gelden in eigen ondernemingen gebruikt, zichzelf privé leningen verstrekt en hebben ieder apart en gemeenschappelijk op zodanige wijze gehandeld, zoals geen redelijk bestuurder mocht handelen. Aan de klanten van FLIB zijn nepproducten verkocht. De bestuurders wisten dat FLIB en de andere ondernemingen geen verhaal zouden bieden voor het nakomen van de overeenkomst en dat daardoor een groot aantal spaarders werd gedupeerd. De bestuurders hebben verzuimd hun administratieplicht uit te voeren door de jaarstukken niet te publiceren, waardoor de benadeelden geen inzicht konden krijgen in de ondernemingen. Zij hebben in strijd met de wet de aanzeggingen van de AFM en de DNB genegeerd en het kapitaal uit FLIB in een Belgische vennootschap weggesluisd. FLIB en andere vennootschappen zijn als gevolg van bestuurlijk onbehoorlijk handelen failliet gegaan zodat hun hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schade vaststaat.
6.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.
In het vonnis van 15 maart 2017 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellanten c.s.] afgewezen en [appellanten c.s.] in de proceskosten veroordeeld.
6.3.
[appellanten c.s.] hebben in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. [appellanten c.s.] hebben geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen.
6.4.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in het onderhavige geschil en heeft het Nederlandse recht toegepast. [appellanten c.s.] hebben in hoger beroep geen grief tegen deze oordelen gericht, zodat het hof hier eveneens van zal uitgaan.
6.5.
Het hof zal de grieven van [appellanten c.s.] gezamenlijk bespreken. Uit de inleidende dagvaarding leidt het hof af dat [appellanten c.s.] hun vorderingen ook instellen tegen [geïntimeerde] als bestuurder van [participaties en advies] Participaties & Advies BV, Deal Beheer & Management BV en IFS Europe BVBA. Voor zover door [appellanten c.s.] verwijten worden gemaakt aan het adres van [geïntimeerde] als (middellijk) bestuurder van deze ondernemingen – het hof kan dat uit de stellingen van [appellanten c.s.] niet eenduidig afleiden – gaat het hof daaraan voorbij omdat [appellanten c.s.] daaraan niet, althans niet kenbaar, concrete op die ondernemingen toegespitste feiten en omstandigheden ten grondslag hebben gelegd. Het hof zal in het navolgende ingaan op de verwijten die [geïntimeerde] worden gemaakt als bestuurder van FLIB (welke vennootschap in de stukken ook wel wordt aangeduid als Future Life SA) en bestuurder van BAI.
6.6.
Het hof stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Het enkele feit dat een bestuurder van een vennootschap inbreuk maakt op iemands recht of handelt in strijd met een wettelijke plicht, is onvoldoende voor het aannemen van aansprakelijkheid. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van de vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap jegens een crediteur van de vennootschap. Deze aansprakelijkheid vindt haar grondslag in de omstandigheid dat aan de bestuurder persoonlijk en ernstig verwijt kan worden gemaakt en dat hij in zijn hoedanigheid als bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde en dit handelen aan hem kan worden toegerekend. Het gaat hier om subjectieve of individuele verwijtbaarheid. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en de ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
Toerekenbare tekortkoming van FLIB
6.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [appellanten c.s.] gerechtvaardigd mochten aannemen dat zij met FLIB spaarpolissen hadden afgesloten. In afwijking van hetgeen met [appellanten c.s.] is overeengekomen, is het ingelegde geld echter niet gestort op een deposito- of spaarrekening, maar (onder meer) aangewend voor investeringen in andere ondernemingen binnen de TPM-Groep. [appellanten c.s.] hebben hun inleg, die terugbetaald zou worden bij de afloop van de duur van de polissen, net als een deel van de overeengekomen rente, niet ontvangen. Door partijen is geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat vaststaat dat FLIB tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenissen en dat [appellanten c.s.] hierdoor schade hebben geleden. Ook voor het hof geldt als uitgangspunt dat FLIB toerekenbaar tekort is geschoten en dat [appellanten c.s.] hierdoor schade hebben geleden.
De verkoop van de polissen als spaarproduct
6.8.
In de kern komen de grieven van [appellanten c.s.] erop neer dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat FLIB de polissen als spaarproducten verkocht. [geïntimeerde] wist wel dat de producten als spaarpolissen werden verkocht en hij was bij de verkoop daarvan betrokken, zo stellen [appellanten c.s.] . [appellanten c.s.] hebben gewezen op de verklaringen van [aandeelhouder van de vennootschap 3] en [bestuurder van de vennootschap] , andere bestuurders van FLIB en van [financieel adviseur] , financieel adviseur van FLIB, die hebben verklaard dat zij het bestaan van de Blue Account-producten niet kenden. Dat er meerdere polissen binnen FLIB zouden bestaan, heeft [geïntimeerde] verzonnen als legitimatie voor zijn financiële activiteiten en het wegsluizen van spaargelden uit FLIB, aldus [appellanten c.s.] . Volgens [appellanten c.s.] hebben er nimmer bedrijfsobligaties van FLIB bestaan, zoals [geïntimeerde] heeft gesteld. [geïntimeerde] heeft nog nooit een bedrijfsobligatie van FLIB getoond. Op de website van FLIB stond het (beleggings)product Blue Account niet vermeld. De polissen van FLIB zijn allemaal als (spaar)polissen aangeboden en onder meer met [appellanten c.s.] afgesloten en er bestond geen instemming (expliciet of stilzwijgend) om deze polissen als risicokapitaal aan te kunnen wenden. [geïntimeerde] was vanaf de verkoop van de polissen betrokken bij de ontwikkeling van de polissen die als Blue Account polissen werden verkocht en hij was de financieel directeur van FLIB. Hij heeft de gelden uit de polissen gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor [appellanten c.s.] die gelden hebben ingelegd – en kon dat als algemeen directeur – en heeft daarmee bewerkstelligd dat FLIB jegens de spaarders een toerekenbare tekortkoming beging en bovendien daardoor failliet is gegaan. De piramidemethodiek om met nieuwe polissen de renteaflossingen van oude polissen te betalen, leidt onafwendbaar tot een faillissement. FLIB heeft onrechtmatig gehandeld door de gelden in strijd met de overeenkomst met de spaarders weg te sluizen en aan te wenden voor de eigen doeleinden van de bestuurders. De spaarders van FLIB hadden geen overeenkomst met BAI, aan wie het geld door FLIB is uitgeleend.
6.9.
In grief 2 voeren [appellanten c.s.] bovendien nog aan dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, [geïntimeerde] wel betrokken was bij de verkoop van de polissen aan [appellanten c.s.] . [appellant] heeft tijdens zijn bezoek aan Luxemburg met [geïntimeerde] gesproken over het spaarproduct (het hof begrijpt: de polissen 1A en 1B) dat [appellant] (naar eigen zeggen) onder voorbehoud had afgesloten bij FLIB. Voorts brengen [appellanten c.s.] in hoger beroep een verklaring van [appellante] in het geding (productie 2 bij memorie van grieven) waarin zij verklaart dat [geïntimeerde] over het spaarproduct (de later afgesloten polis 1C) kwam praten in verband met een door haar te ontvangen erfenis. Toen is ook nog gesproken over de andere spaarproducten (het hof begrijpt: de polissen 1A en 1B) die [appellant] al had afgesloten en waarvan [geïntimeerde] op dat moment aan haar heeft bevestigd dat [appellanten c.s.] het goed hadden gedaan. [appellant] is voordat het geld voor de polis 1C is gestort naar Luxemburg geweest met onder andere [geïntimeerde] om het kantoor van FLIB te bezoeken. Daarna hebben [appellante] en haar broer besloten om het geld van de erfenis te storten op de gekochte polis van FLIB. [geïntimeerde] heeft toen alles in gang gezet en vervolgens is het geld op 15 oktober 2007 op de Luxemburgse rekening van FLIB gestort. Tijdens de comparitie hebben [appellanten c.s.] een en ander herhaald. De wetenschap van [geïntimeerde] van de door [appellant] van FLIB gekochte polissen is hiermee bevestigd en [geïntimeerde] was de persoon die voor de spaarders de meer ingewikkelde vragen beantwoordde en de betalingsoverboekingen regelde, aldus [appellanten c.s.] .
[appellanten c.s.] bieden aan bewijs te leveren dat [geïntimeerde] wist van de verkoop van de polissen, dat hij de inhoud van die polissen kende en dat blijkt dat dit spaarproducten waren en geen beleggingsgelden althans obligaties.
6.10.
[geïntimeerde] verweert zich met de stelling dat hij zelf geen enkele polis heeft verkocht. De polissen die door [aandeelhouder van de vennootschap 1] c.s. zijn verkocht en opgesteld, heeft [geïntimeerde] nauwelijks onder ogen gehad. Waar hij incidenteel ten onrechte de gebruikte term ‘spaar’ aantrof, heeft hij [aandeelhouder van de vennootschap 1] daarop aangesproken. [aandeelhouder van de vennootschap 1] hield de polisadministratie onder zich en [geïntimeerde] ontving meestal slechts de benodigde kerngegevens. Volgens [geïntimeerde] is het essentieel onderscheid te maken tussen de zogeheten Green Account en Blue Account. De Green Account was een spaarproduct dat door [aandeelhouder van de vennootschap 1] in privé, dus buiten de samenwerking met [geïntimeerde] om, werd verkocht. De Blue Account was een risicodragend product, een bedrijfsobligatie, die vanuit de samenwerking tussen [geïntimeerde] en [aandeelhouder van de vennootschap 1] werd verkocht om risicodragend kapitaal te verwerven. [geïntimeerde] is dat door [aandeelhouder van de vennootschap 1] onwetend gehouden over de verkoop van het Blue Accountproduct als spaarproduct. [geïntimeerde] had geen rol in en geen zicht op de verkoop en de polisadministratie en kon dus ook geen wetenschap hebben van enige oplichting in de verkoop van polissen, zoals [appellanten c.s.] stellen. De Blue Account als bedrijfsobligatie heeft wel degelijk bestaan en is als zodanig ook verkocht. In de administratie zijn de ingelegde Blue Account-gelden bovendien verantwoord, aldus [geïntimeerde] .
6.11.
Voorts betwist [geïntimeerde] dat hij in een persoonlijk gesprek met [appellante] (over polis 1C) zou hebben gezegd dat het om een spaarproduct ging. Tijdens de comparitie heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij een keer langs is geweest bij [appellanten c.s.] op verzoek van [aandeelhouder van de vennootschap 1] om administratieve zaken af te handelen. Voorts heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij een keer met [appellant] naar Luxemburg is gereden. Hij heeft bij die gelegenheden niet gesproken over en heeft zich niet afgevraagd wat voor producten [appellanten c.s.] hadden gekocht van FLIB.
6.12.
Het hof oordeelt als volgt. Indien zou komen vast te staan dat [geïntimeerde] wist dat er aan de spaarders, waaronder [appellanten c.s.] , producten (zoals de onderhavige Blue Account producten) als (spaar)polissen werden verkocht en/of indien komt vast te staan dat [geïntimeerde] zelf bij de verkoop daarvan betrokken was, is daarmee gegeven dat aan [geïntimeerde] als bestuurder van FLIB een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt op grond waarvan hij aansprakelijk is voor de door [appellanten c.s.] geleden schade.
Dit omdat vaststaat dat het verkochte product als (spaar)polis een volstrekt ondeugdelijk product betrof. Naar het oordeel van het hof volgt dit onder meer uit het onderzoek van de FIOD welk onderzoek de conclusie rechtvaardigt dat de opzet van de verkoop van de polissen de kenmerken van een zogenaamde piramideconstructie had, waarbij de ene inlegger wordt betaald met het geld van een nieuwe inlegger (6.1.10). Door [geïntimeerde] is niet (gemotiveerd) betwist dat sprake is geweest van oplichting doordat bij de verkoop van polissen aan inleggers onjuiste informatie is verschaft. Aan inleggers werd immers voorgehouden dat hun spaargeld zou worden gestort op een deposito- of spaarrekening in Luxemburg en dat ter zake nauwelijks risico’s bestonden, waarbij bovendien een hoog rendement werd beloofd. In werkelijkheid werden nauwelijks gelden bij banken weggezet maar zijn veel gelden doorgeleend aan BAI om te investeren in veelal ondernemingen van de TPM-groep (6.1.13).
Het hof ziet aanleiding om [appellanten c.s.] toe te laten tot het bewijs van hun stellingen dat [geïntimeerde] wist dat er aan de spaarders, waaronder [appellanten c.s.] , producten (zoals de onderhavige Blue Account producten) als (spaar)polissen werden verkocht en/of dat [geïntimeerde] zelf bij de verkoop daarvan betrokken was.
6.13.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

7.De uitspraak

Het hof:
draagt [appellanten c.s.] op bewijs te leveren van feiten waaruit volgt:
  • dat [geïntimeerde] wist dat aan de spaarders, waaronder [appellanten c.s.] , producten (zoals de Blue Account producten) als (spaar)polissen werden verkocht,
  • dat [geïntimeerde] zelf betrokken was bij de verkoop van de (spaar)polissen,
bepaalt, voor het geval [appellanten c.s.] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. E.H. Schulten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 27 augustus 2019 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellanten c.s.] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, E.H. Schulten en J.G.A. Struycken en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 juli 2019.
griffier rolraadsheer