ECLI:NL:GHSHE:2019:2946

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
200.199.927_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorkeursrecht van koop en deskundigenonderzoek naar financiële positie van de partijen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over een geschil inzake het voorkeursrecht van koop dat is overgegaan door erfopvolging. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een huurovereenkomst waarbij de waarde van de bedrijfsruimte ter discussie staat. De appellante, vertegenwoordigd door mr. W.G.M. Vos, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J.A. Vermeeren, hebben hun standpunten uiteengezet in het kader van een deskundigenonderzoek dat door het hof is gelast. Het hof heeft in een tussenarrest van 14 mei 2019 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraagstelling en deskundigen die betrokken zullen worden bij het onderzoek naar de financiële positie van de geïntimeerde medio 2014. De appellante stelt dat de geïntimeerde in staat was om het gehuurde aan te kopen, terwijl de geïntimeerde dit betwist en stelt dat de vraag over zijn financiële positie inmiddels overbodig is geworden. Het hof heeft geoordeeld dat de door de geïntimeerde overgelegde producties niet voldoende zijn om de vraag over zijn financiële positie als overbodig te beschouwen. Het hof heeft besloten om deskundigen te benoemen die zich zullen uitlaten over de financiële mogelijkheden van de geïntimeerde in juli 2014, inclusief de mogelijkheid van bancaire financiering en onderhandse leningen. Het hof heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld en de procedure voor het indienen van het deskundigenrapport uiteengezet. De zaak is verwezen naar de rol van 3 december 2019 in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.199.927/01
arrest van 6 augustus 2019
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
verder: [appellante] ,
advocaat: mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
verder: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.A. Vermeeren te Etten-Leur,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 19 september 2017, 20 maart 2018 en 14 mei 2019 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer/rolnummer 4386533
CV EXPL 15-5040 tussen partijen gewezen tussenvonnis van 29 juni 2016.

8.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 14 mei 2019;
- de akte van [appellante] van 11 juni 2019, waarop als roldatum 21 augustus 2018 is vermeld;
- de akte van [geïntimeerde] van 11 juni 2019.
Partijen hebben arrest gevraagd.

9.De verdere beoordeling

9.1
Bij tussenarrest van 14 mei 2019 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voorgenomen deskundigenbericht, zoals in eerste aanleg door de kantonrechter aangekondigd.
9.2
Naar aanleiding hiervan heeft [appellante] laten weten dat zij zich kan vinden in de door het hof vermelde vraagstelling en deskundigen. Volgens haar dienen de deskundigen zich uit te laten over de financiële positie van [geïntimeerde] medio 2014 en dient het voorschot door [geïntimeerde] voldaan te worden. Volgens [geïntimeerde] dient het voorschot te worden voldaan door [appellante] . Hij handhaaft zijn opmerkingen die in het tussenarrest van 14 mei 2019 zijn vermeld (r.o. 6.9) en die voortvloeien uit de opmerkingen die [geïntimeerde] in eerste aanleg in zijn akte van 13 juli 2016 heeft gemaakt over het voorgenomen deskundigenbericht. Volgens [geïntimeerde] is de vraag over zijn financiële positie inmiddels overbodig geworden door de producties die hij daarover heeft overgelegd. [appellante] heeft dit standpunt betwist. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] met de door hem overgelegde producties de vraag over zijn financiële positie niet overbodig heeft gemaakt aangezien (vooralsnog) niet op basis daarvan als vaststaand kan worden aangenomen dat hij in juli 2014 in staat was met eigen middelen het gehuurde aan te kopen voor een bedrag van € 520.000,= k.k. Het hof acht het raadzaam beide door de kantonrechter voorgestelde deskundigen te benoemen. Zij hebben zich daartoe bereid verklaard. Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat het voorschot ten laste van [geïntimeerde] als eisende partij gebracht diende te worden. Voor een afwijking van de hoofdregel ziet het hof in hetgeen [geïntimeerde] daarover naar voren heeft gebracht onvoldoende aanleiding.
9.3
Na de afwikkeling van het deskundigenbericht en mede afhankelijk van het resultaat daarvan zal het hof ingaan op de door [geïntimeerde] gestelde schade.
9.4.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de volgende vragen:
Was [geïntimeerde] in juli 2014 in staat met eigen middelen het gehuurde aan te kopen voor een bedrag van € 520.000,= k.k.?
Had [geïntimeerde] in juli 2014 een bancaire financiering tegen reguliere voorwaarden kunnen verkrijgen voor de aankoop van het gehuurde voor een bedrag van € 520.000,= k.k.? Zo ja, tegen welke reguliere voorwaarden? Wat waren dan de jaarlijkse kosten voor de financiering?
Had [geïntimeerde] in juli 2014 een onderhandse lening kunnen verkrijgen voor de aankoop van het gehuurde voor een bedrag van € 520.000,= k.k.? Zo ja, tegen welke reguliere voorwaarden? Wat waren dan de jaarlijkse kosten voor de financiering?
Welk bedrag aan vaste lasten (verzekeringen, onderhoud, belastingen etc.) zou [geïntimeerde] als eigenaar van het gehuurde jaarlijks dienen te betalen?
Zijn er overigens nog zaken van belang die het hof dient te betrekken bij de beoordeling van het geschil?
10.2
benoemt tot deskundigen ter beantwoording van deze vragen:
1. De heer A.J. Methorst RAIA
[assurantiën en hypotheken] Assurantiën en Hypotheken
[adres]
[postcode] [plaats]
Telefoon [telefoonnummer 1]
Fax [fax 1]
2. De heer mr. L.C. Soro RT RVGME
[vastgoed] Vastgoed
[adres]
[postcode] [plaats]
Telefoon [telefoonnummer 2]
Fax [fax 2]
10.3
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundigen toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.4
bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.5
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen op het door de deskundigen begrote bedrag van € 5.989,50 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat partij [geïntimeerde] genoemd voorschot van € 5.989,50 inclusief btw zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundigen, indien hun kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.6
benoemt mr. M.E. Smorenburg tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dienen te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
10.7
verwijst de zaak naar de rol van 3 december 2019 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van partij [geïntimeerde] ;
10.8
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, A.J. Henzen en M.E. Smorenburg en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 augustus 2019.
griffier rolraadsheer