ECLI:NL:GHSHE:2019:3630
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de stakingswinst en waardering van loodsen in het kader van de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de hoogte van de stakingswinst voor het jaar 2014 ter discussie staat. Belanghebbende heeft zijn onderneming in 2014 gestaakt en de loodsen, die tot zijn ondernemingsvermogen behoorden, naar zijn privévermogen overgebracht. De Inspecteur heeft de waarde van deze loodsen per 31 december 2014 vastgesteld op € 38.000, terwijl belanghebbende deze waarde op € 15.500 heeft geschat, gebaseerd op de veronderstelling dat sloop de enige optie voor een potentiële koper zou zijn.
Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur terecht de waarde in het economische verkeer op € 38.000 heeft vastgesteld. Het Hof heeft daarbij de huurwaardekapitalisatiemethode gehanteerd, waarbij de loodsen als opslagruimte werden gewaardeerd. Het Hof heeft vastgesteld dat de loodsen op het stakingsmoment feitelijk als opslagruimte werden gebruikt en dat de stelling van belanghebbende over de onbruikbaarheid van de loodsen niet aannemelijk is. De Inspecteur heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de loodsen op het stakingsmoment het meest optimaal als opslagruimte konden worden gebruikt, en dat de waarde van € 38.000 gerechtvaardigd is.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen redenen om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De beslissing is op 3 oktober 2019 genomen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.