Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant. Het geschil betreft de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door belanghebbende was ingediend tegen de ingehouden loonheffing op een bonus die in november 2016 was uitbetaald. De Inspecteur had het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, aangezien het bezwaarschrift pas op 17 januari 2017 was ingediend, terwijl de bezwaartermijn op 4 januari 2017 was geëindigd. Belanghebbende stelde dat de notitie van 30 november 2016 en de e-mail van 2 december 2016 als tijdig ingediend bezwaarschrift moesten worden aangemerkt. Het Hof oordeelde echter dat deze stukken niet expliciet als bezwaarschrift waren aangeduid en dat de Inspecteur deze terecht niet als zodanig had aangemerkt. Het Hof onderschreef de overwegingen van de Rechtbank en concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.