Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[veroordeelde],
BESLISSING
€ 180.000,00 (éénhonderdtachtigduizend euro).
€ 180.000,00 (éénhonderdtachtigduizend euro).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde een betalingsverplichting van € 180.000,- is opgelegd wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde had in 2013 op luchthaven Schiphol een aanzienlijk bedrag in contanten bij zich, waarvan werd aangenomen dat het afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank had eerder vastgesteld dat dit bedrag wederrechtelijk verkregen was, maar de verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was in de ontnemingsvordering en dat er geen bewijs was dat de veroordeelde het geldbedrag daadwerkelijk had. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de ontnemingsvordering ontvankelijk was, ook al was de veroordeelde niet voor het witwassen vervolgd. Het hof bevestigde dat het geldbedrag van € 180.000,- als wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden aangemerkt, en legde de betalingsverplichting op. De verdediging had ook aangevoerd dat de redelijke termijn was overschreden, maar het hof oordeelde dat deze overschrijding voldoende was gecompenseerd in de onderliggende strafzaak. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit gold ten tijde van de feiten.