In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de vordering had afgewezen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het hof de ontnemingsvordering opnieuw heeft beoordeeld. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor witwassen van een bedrag van € 216.904,28, dat zij had verkregen uit misdrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft genoten door de effectieve besteding van de witgewassen gelden voor bepaalde doelen, zoals het betalen van facturen en belastingaanslagen. Het hof heeft de ontnemingsvordering toegewezen en de veroordeelde verplicht tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het wederrechtelijk verkrijgen van voordeel.