Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) zijn opgelegd. De Inspecteur heeft deze aanslagen opgelegd wegens het privégebruik van door de werkgever ter beschikking gestelde auto’s, zonder dat belanghebbende een kilometeradministratie heeft bijgehouden. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 26 september 2019 is belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. De Inspecteur heeft zijn standpunt verdedigd en de rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende in de jaren 2013, 2014 en 2015 in loondienst was en dat hij geen rittenadministratie heeft bijgehouden, wat noodzakelijk is om aan te tonen dat de auto voor minder dan 500 kilometer per jaar voor privédoeleinden werd gebruikt.
Het Hof concludeert dat de Inspecteur terecht de navorderingsaanslagen heeft opgelegd, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij recht had op de verklaring ‘geen privégebruik auto’. De intrekking van deze verklaring in 2012 staat los van de navorderingsaanslagen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat er geen redenen zijn voor vergoeding van griffierecht of proceskosten aan belanghebbende. De beslissing is op 17 oktober 2019 uitgesproken door de rechters van het Hof.