3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
( a) [appellant] drijft in de regio [regio] een eenmanszaak en is tevens directeur- grootaandeelhouder van een besloten vennootschap. Zowel de eenmanszaak als de besloten vennootschap zijn gericht op bouwwerkzaamheden.
( b) Eind 2013 heeft [appellant] een tegelvloer aangelegd op het achterterras van [geïntimeerde] . De door [appellant] gebruikte tegels zijn door [geïntimeerde] ingekocht. De tegels zijn identiek aan de tegels die binnen in de serre van [geïntimeerde] zijn gelegd.
( c) In februari 2014 heeft [geïntimeerde] scheuren in de tegels van het terras geconstateerd.
( d) In een brief van 7 mei 2015 van [geïntimeerde] aan [appellant] is vermeld dat het terras is verzakt en dat er gescheurde tegels zijn. [geïntimeerde] heeft [appellant] verzocht om het werk binnen 15 dagen te herstellen.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] in conventie [appellant] te veroordelen om te betalen aan [geïntimeerde]
een schadevergoeding ad € 5.831,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
de expertisekosten ad € 726,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke kosten ad € 702,58;
de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Eind 2013 hebben partijen een overeenkomst gesloten tot aanleg van een gefundeerd terras achter het woonhuis van [geïntimeerde] met een tegelvloer. Afgesproken is dat [geïntimeerde] de tegels zou leveren en [appellant] de overige materialen. [appellant] is volgens [geïntimeerde] tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen omdat hij geen deugdelijk werk heeft geleverd. Nu [appellant] niet binnen de gestelde termijn tot herstel is overgegaan, is de vordering tot nakoming met ingang van 5 december 2015 omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [geïntimeerde] vordert herstelkosten en de expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2015. Daarnaast vordert [geïntimeerde] buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. In reconventie vordert [appellant] , indien vastgesteld wordt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, een door de kantonrechter vast te stellen redelijk loon.
3.2.4.In het tussenvonnis van 17 februari 2016 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.In het tussenvonnis van 13 juli 2016 heeft de kantonrechter geoordeeld dat geen sprake is van een vriendendienst, maar dat sprake is van een overeenkomst om niet. De vordering in reconventie is om die reden niet toewijsbaar, aldus de kantonrechter. Voorts heeft de kantonrechter in conventie een deskundigenbericht bevolen.
3.2.6.In het eindvonnis van 10 mei 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vordering tot schadevergoeding deels toegewezen tot een bedrag van
€ 2.814,61, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.075,- vanaf 5 december 2015. Voorts heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld in de helft van de kosten van de deskundige en de proceskosten in conventie gecompenseerd. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.