ECLI:NL:GHSHE:2019:4246

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
20-000534-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor zijn betrokkenheid bij een hennepkwekerij in Heeswijk-Dinther. Het hof heeft de verdachte echter vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak kwam aan het licht na een melding bij de politie, die op 11 februari 2015 het pand betrad en een hennepkwekerij aantrof met 3.426 hennepplanten en 60,97 kilogram henneptoppen. De verdachte ontkende betrokkenheid en verklaarde dat hij het pand had onderverhuurd en op dat moment in Turkije verbleef. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij. De verklaringen van medeverdachten waren tegenstrijdig en er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten in het pand. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000534-17
Uitspraak : 20 november 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 februari 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-879506-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1971 ,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2014 tot en met 11 februari 2015 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/bedrijfspand aan de [adres] ), een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3426 hennepplanten, althans een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, en/of een grote hoeveelheid van 60,97 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Vrijspraak
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof het volgende af.
Op 23 januari 2015 ontving de politie een MMA-melding met als inhoud:
'In het bedrijfspand van [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres] in Heeswijk-Dinther staat een hennepkwekerij. Rondom het pand is een hennepgeur te ruiken. Op het dak is een groot luchtzuiveringssysteem geplaatst.'(pg. 656 van het politiedossier)
Volgens de kamer van Koophandel zijn – voor zover thans van belang – de navolgende bedrijven gevestigd op de [adres] te Heeswijk-Dinther (pg. 670):
  • [bedrijf 1] met als enig aandeelhouder en bestuurder [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1971 te [geboorteplaats 1] . Activiteit: verhuur van kermisattracties. De ingangsdatum van deze registratie is 1 april 2014;
  • [bedrijf 2] , eenmanszaak, eigenaar [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . Activiteit: het vervaardigen van aanhangwagens op locatie.
De netwerkbeheerder, Enexis, heeft een netwerkmeting uitgezet op de [adres] van 29 januari 2015 tot en met 3 februari 2015. Het pand heeft een eigen aansluiting; er zitten dus geen andere panden op deze meting. Uit het resultaat bleek een kenmerkend 24-uurs verbruik, ook in de weekenden en ‘s nachts, wat vaak duidt op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Door de netwerkbeheerder werd het verbruik geschat op ongeveer 40 kweeklampen.
Op 11 februari 2015 hebben verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] het pand aan de [adres] te Heeswijk-Dinther (gemeente Bernheze) betreden. De verbalisanten kwamen uit in een eerste hal, waar aanhangwagens werden gemonteerd. Via een niet afgesloten deur kwamen zij in de volgende hal, waar ook aanhangwagens werden gemonteerd. Daar roken de verbalisanten de geur van hennep. Via de buitenzijde wilden zij een naastgelegen ruimte binnengaan. Deze ruimte was afgesloten door middel van een grote roldeur. In het midden van de roldeur zat een loopdeur, maar deze deur bleek te zijn afgesloten. Vanuit de afgesloten ruimte was een hard ronkend geluid hoorbaar. Op het moment dat de verbalisanten de deur wilden forceren, werd het slot van binnenuit opengemaakt door een man. De man ging een ladder op. Via deze ladder kwamen de verbalisanten op een zolder, waar zij een grote hennepkwekerij aantroffen. In de kwekerij werden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden. In de hennepkwekerij werden sporen veiliggesteld ten behoeve van DNA-onderzoek. Bij de daaruit verkregen DNA-profielen werd een match gevonden met de DNA-profielen van de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
De zolder was verdeeld in twaalf kweekruimtes. In tien kweekruimtes werden hennepplanten aangetroffen, in totaal 3.426, met een leeftijd variërend van ongeveer één tot acht weken oud. In twee kweekruimtes werden lege plantenpotten aangetroffen en werd een partij van 60,697 kilo henneptoppen aangetroffen. Voor de elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij werd voornamelijk gebruik gemaakt van twee grote aggregaten, die in een opslagruimte op de begane grond stonden. In de loods werd verder allerhande kweekapparatuur voor het telen van hennep aangetroffen. Ook werd op verschillende plaatsen afval uit de hennepkwekerij aangetroffen, waaronder in een aanhangwagen met de belettering ' [bedrijf 1] ', die in de achterste loods op het terrein stond (pg. 657 e.v.)
Tijdens zijn eerste politieverhoor heeft [medeverdachte 3] verklaard dat de huurder van het pand, ' [verdachte] ' [het hof begrijpt: de [verdachte] ] , hem had gevraagd om mee te helpen met het verschonen van de potgrond in de hennepkwekerij. Er zou al twee keer zijn geoogst. (pg. 551 e.v.) In zijn tweede verklaring heeft [medeverdachte 3] daar aan toegevoegd dat ' [verdachte] ' hem en [medeverdachte 2] heeft voorgesteld aan een jongen die hij naar beneden had geroepen en dat hij [medeverdachte 2] en hem had gevraagd om te helpen met het verschonen. (pg. 558 e.v.)
Aan voormelde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof in beginsel het wettig bewijs worden ontleend dat de verdachte betrokken is geweest bij de in de loods/het bedrijfspand aan de [adres] te Heeswijk-Dinther aanwezige hennepkwekerij. Het hof heeft evenwel uit het onderzoek ter terechtzitting en door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde – al dan niet als medepleger – heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij het bedrijf [bedrijf 1] had overgenomen van [medeverdachte 4] . In eerste instantie had hij ook de bedrijfsactiviteiten met betrekking tot het vervaardigen van aanhangwagens overgenomen. Omdat dat deel van het bedrijf voor hem niet rendabel bleek te zijn, heeft hij dat overgedragen aan [medeverdachte 1] . De verdachte heeft verder verklaard dat hij het deel van de loods waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, had onderverhuurd aan [medeverdachte 1] en dat hij daarvan zelf geen sleutel meer had. Hij had ook geen sleutel van de roldeur die toegang gaf tot het deel van de loods waar een zolderverdieping was gemaakt, waarin de hennepkwekerij bleek te zijn gevestigd. Hij heeft nooit iets bijzonders gezien, gehoord of geroken in de loods. Hij heeft daarnaast regelmatig in Turkije verbleven, waardoor hij geen zicht heeft gehad op wat er in de loods gebeurde. Ook op 11 februari 2015, de dag van het bezoek van de politie, was hij niet in Nederland.
Het hof merkt op dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waar de directe wetenschap van en betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij aan kan worden ontleend.
Zo is weliswaar vastgesteld dat in een aanhangwagen met daarop de naam van het bedrijf van de verdachte hennepafval lag, maar niet duidelijk is hoe lang het daar lag en er zijn geen bewijsmiddelen die er op duiden dat de verdachte daarvan wetenschap heeft gehad.
Voorts staat tegenover de eerste en tweede, voor de verdachte belastende, verklaringen van [medeverdachte 3] dat deze op 12 maart 2015 heeft verklaard dat niet ' [verdachte] ' , maar ' [medeverdachte 1] ' [de bijnaam van de [medeverdachte 1] ; hof] de eigenaar van de hennepkwekerij was en dat ' [medeverdachte 1] ' hem had gevraagd daarbij te helpen. Tijdens het verhoor door de raadsheer-commissaris op 23 april 2019 heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij eerst de naam van ' [verdachte] ' en later ' [medeverdachte 1] ' heeft genoemd, maar dat dit allebei niet klopt. Hij is benaderd door een persoon die hij maar één of twee keer heeft gezien en van wie hij de naam (nog steeds) niet kent. Gelet op de tegenstrijdigheden tussen de eerdere en de latere verklaringen van [medeverdachte 3] acht het hof deze verklaringen niet betrouwbaar en niet bruikbaar voor het bewijs. In dat oordeel betrekt het hof ook de omstandigheid dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geen steun bieden voor de eerste, voor de verdachte belastende verklaringen die [medeverdachte 3] heeft afgelegd. Ook overigens brengen zij in hun verklaringen aangaande de betrokkenheid bij de hennepkwekerij, de verdachte daarmee niet in verband.
Voor zover door verbalisanten op 11 februari 2015 bij het betreden van het tweede deel van de loods waarin aanhangwagens werden gemonteerd een hennepgeur werd waargenomen, waaruit wetenschap bij de verdachte omtrent de hennepkwekerij zou kunnen volgen, staat daar tegenover dat onder meer de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat zij nimmer een hennepgeur hebben geroken. Bovendien verbleef de verdachte op dat moment in Turkije.
Alles overwegende concludeert het hof dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M.C. Franken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 20 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L.P. van Cruchten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.