In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen van de Inspecteur vernietigd. De belanghebbende, houder van een motorrijtuig, had naheffingsaanslagen ontvangen voor de motorrijtuigenbelasting over twee tijdvakken, waarbij ook verzuimboetes waren opgelegd. De Inspecteur stelde dat de schorsing van het kenteken was beëindigd door het gebruik van de weg op 9 juli 2015, wat leidde tot de naheffingsaanslagen. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat de belanghebbende niet tijdig had betaald. De boetes werden echter verminderd naar € 52 per boete, omdat de belanghebbende eerder in verzuim was geweest. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank, en verklaarde het beroep van de belanghebbende ten aanzien van de verzuimboetes gegrond, maar het beroep ten aanzien van de naheffingsaanslagen ongegrond.