Het hof overweegt het navolgende.
De man heeft gesteld dat hij alleenstaand is en dat hij kosten voor opvang van [de minderjarige] moet maken om zijn inkomen te kunnen verwerven. In de brief van de advocaat van de man aan het hof d.d. 11 januari 2019 met bijlagen (bijlage bij het journaalbericht van de man van 11 januari 2019) heeft de man de opvangkosten van [de minderjarige] nader onderbouwd, zoals met partijen ter zitting besproken. De vrouw heeft de door de man weergegeven cijfers als zodanig niet weersproken. De vrouw heeft ter zitting wel gesteld dat de thans door de man gemaakte kosten van kinderopvang ongeveer gelijk zijn aan de opvangkosten ten tijde van het huwelijk, althans dat niet is gebleken dat de door de man gemaakte opvangkosten als alleenstaande zodanig hoger zijn dan de opvangkosten tijdens het huwelijk, en dat er een gerechtvaardigde reden aanwezig zou moeten zijn om de opvangkosten die de man nu maakt bij de behoefte van [de minderjarige] op te tellen. Het hof overweegt dat de man alleenstaande ouder is met hoge kosten van kinderopvang en zal daarom uitgaan van de aanbeveling en het toepasselijke rekensysteem van de Expertgroep op dit punt. Het hof becijfert de behoefte van [de minderjarige] als volgt, daarbij uitgaande van de bij de voormelde brief van de advocaat van de man van 11 januari 2019 berekende behoefte van [de minderjarige] , welke berekening de vrouw niet heeft betwist.
Uit die brief blijkt het navolgende:
Netto gezinsinkomen tijdens huwelijk (2015) ad € 4.772,- minus opvangkosten tijdens huwelijk van € 83,39 per maand = € 4.688,11 per maand hetgeen resulteert in een behoefte van [de minderjarige] conform de tabel van € 736,- per maand.
De met ingang van 1 januari 2016 geïndexeerde behoefte van € 745,- per maand, vermeerderd met de opvangkosten die de man maakte in 2016 van € 129,- per maand, resulteert in een totale behoefte van [de minderjarige] in 2016 van € 884,- per maand.
De in 2017 geïndexeerde behoefte van € 761,- per maand, vermeerderd met de opvangkosten die de man maakte in 2017 ad € 113,- per maand, resulteert in een totale behoefte van [de minderjarige] in 2017 van € 874,- per maand.
Met ingang van 1 januari 2018 houdt het hof geen rekening meer met de kosten van kinderopvang nu het door de man gestelde bedrag van € 35,- per maand, waarvan de man ter zitting heeft verklaard dat dit ook de kosten in 2019 zullen zijn, niet zodanig substantieel is dat de tabelbehoefte van [de minderjarige] in redelijkheid nog volgens voormeld rekensysteem met opvangkosten moet worden verhoogd.
Met ingang van 1 januari 2018 gaat het hof, uitgaande van de door de rechtbank vastgestelde behoefte in 2015 van € 751,- per maand, uit van een geïndexeerde behoefte van [de minderjarige] van € 788,39 per maand.