ECLI:NL:GHSHE:2019:927

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
200.236.659_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over minderjarigen na scheiding van ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezamenlijk gezag over twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, hierna aangeduid als appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 februari 2018 aangevochten, waarin werd bepaald dat zij en de vader gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte het advies van de Raad voor de Kinderbescherming niet heeft gevolgd en dat er gegronde redenen zijn om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag. Zij vreest voor de veiligheid van de kinderen, met name in verband met de mogelijkheid van vrouwelijke genitale verminking (VGV) als zij met de vader naar Sierra Leone zouden gaan.

De vader, verweerder in deze zaak, heeft in zijn verweerschrift betoogd dat de moeder niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar beroep, dan wel dat haar beroep ongegrond is. Hij stelt dat de communicatie tussen hen voldoende is voor een gezamenlijke gezagsuitoefening en dat hij geen bezwaar heeft tegen de moeder die met de kinderen naar het buitenland gaat, mits hij tijdig geïnformeerd wordt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2019 zijn beide partijen gehoord, waarbij de moeder haar zorgen over de veiligheid van de kinderen heeft geuit, terwijl de vader zijn betrokkenheid bij de opvoeding en zorg voor de kinderen heeft benadrukt. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de kinderen in gevaar zijn. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag is gehandhaafd, en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 7 maart 2019
Zaaknummer: 200.236.659/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/318114 FA RK 16-4105
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. J.A.M. van Weely, thans mr. M. van Tessel,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.M.M. Stam.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 27 februari 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 maart 2018, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing met betrekking tot het gezag en – naar het hof begrijpt – het inleidend verzoek van de vader met betrekking tot het gezag alsnog af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 16 mei 2018, heeft vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, dan wel haar beroep af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden 31 januari 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Tessel;
-de vader, bijgestaan door mr. Stam.
2.3.1.
De raad is niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 12 februari 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen zijn geboren:
- [de minderjarige 1] (hierna: [de minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
- [de minderjarige 2] (hierna: [de minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
De vader heeft de kinderen erkend.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat de vader en de moeder voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de kinderen
.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte het advies van de raad niet gevolgd. Gelet op de punten die partijen verdeeld houden, de verstoorde onderlinge communicatie en de cultuurverschillen is voldaan aan de gronden om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag. Het gezamenlijk gezag levert voor de moeder extra spanningen op. Zij is bang voor vrouwelijke genitale verminking (VGV) bij de kinderen als zij met de vader naar Sierra Leone zouden gaan. Ook ziet de vader de moeder niet als gelijkwaardige gesprekspartner. Verder is de moeder bang dat zij niet meer met de kinderen naar het buitenland kan gaan omdat de vader hiervoor geen toestemming geeft. Er dient rekening mee te worden gehouden dat de vader het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder ter discussie zal stellen.
Gelet op haar ervaringen betwist de moeder dat de vader thans wel bereid is de overeengekomen contactregeling tot een succes te maken, terwijl de moeder graag wil dat deze regeling loopt zoals deze is vastgesteld. Inmiddels verloopt de contactregeling stabiel, maar in het begin niet en toen heeft er ook een incident plaatsgevonden op het moment dat de moeder met de kinderen naar Duitsland was waarbij de vader zijn gezag niet heeft gebruikt in het belang van de kinderen.
3.5.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De rechtbank is terecht aan het advies van de raad voorbijgegaan. Partijen zijn goed in staat met elkaar afspraken te maken en met elkaar te communiceren als het over de kinderen gaat. Het is voor de vader nog altijd lastig om de moeder te bereiken, zij houdt ieder contact met de vader af. Bij het nemen van beslissingen moet het belang van de kinderen voorop staan. De verschillende opvattingen over de cultuur vormen geen belemmering bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De vader weet wat het effect van besnijdenis op de moeder is geweest en hij wil dit niet voor de kinderen. De vader vindt de moeder een goede moeder en hij staat achter haar opvoeding. Hij zal zich niet met de dagelijkse opvoeding en verzorging bemoeien en deze niet ter discussie stellen. Ook het hoofdverblijf is voor de vader geen issue.
De vader staat nog altijd achter de afgesproken contactregeling en hij zet zich hiervoor ook in; het is de moeder die zich er niet voor inzet om de regeling tot een succes te maken. De omgang is moeilijk op gang gekomen en door onduidelijkheid over wat partijen hadden afgesproken is het twee keer misgelopen. Hierna is het contact weer opgestart met behulp van de advocaten en nu verloopt de contactregeling goed. De vader heeft er geen bezwaar tegen als de moeder met de kinderen naar het buitenland gaat, maar hij wil graag dat zij dit dan doorgeeft zodat de vader weet dat het contact niet kan doorgaan. De vader wil gewoon dat alles duidelijk is.
De laatste maanden bellen partijen wekelijks met elkaar en hebben zij overleg over de kinderen. De vader wordt ook beter geïnformeerd nu sprake is van gezamenlijk gezag.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.6.2.
Het hof hoort de angst bij de moeder in verband met VGV en acht die begrijpelijk gelet op de ervaringen van de moeder dienaangaande. In hetgeen de moeder naar voren brengt ziet het hof echter, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vader, geen concrete aanwijzingen dat de kinderen een risico op VGV lopen. De moeder heeft de paspoorten van de kinderen onder zich, zodat de vader niet zomaar met de kinderen naar het buitenland kan gaan. Daarbij heeft de vader aangegeven dat hijzelf en zijn familie niet achter vrouwenbesnijdenis staan en dat zijn familie net als de moeder eigenlijk uit Guinée komt, hij nooit in Sierra Leone is geweest en niet van plan is om er naartoe te gaan. De vader heeft verder aangegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft als de moeder met de kinderen naar het buitenland gaat, maar dat hij enkel duidelijkheid wil zodat hij tijdig weet of het contactmoment doorgaat.
Weliswaar verloopt de communicatie tussen partijen nog niet optimaal, maar deze is voldoende voor een gezamenlijke gezagsuitoefening. Partijen zijn in staat om met elkaar te communiceren over de kinderen. De vader heeft onweersproken naar voren gebracht dat partijen wekelijks via de telefoon met elkaar communiceren over de kinderen. De vader is ook betrokken bij school. Partijen hebben overleg gehad over het feit dat [de minderjarige 2] moeite heeft met lezen en hoe hiermee om te gaan. Verder hebben partijen afspraken gemaakt over de koranles en de kosten voor de tussenschoolse opvang, aldus de vader, hetgeen moeder niet heeft betwist. Ook heeft de vader aangegeven dat partijen in onderling overleg, zonder tussenkomst van de advocaten, afspraken hebben gemaakt over de contactregeling, bijvoorbeeld tijdens Oud en Nieuw. De moeder heeft zelf ook aangegeven dat de omgang nu goed verloopt.
Inmiddels wordt al bijna een jaar uitvoering gegeven aan het gezamenlijk gezag. Behoudens een tweetal kleine voorvallen met betrekking tot de contactregeling, die voortkwamen uit miscommunicatie en onduidelijkheid over gemaakte afspraken, is niet gebleken dat dit verder tot problemen heeft geleid. Door tussenkomst van de advocaten van partijen is er duidelijkheid geschapen ten aanzien van de gemaakte afspraken en sindsdien verloopt de contactregeling goed en hebben zich geen problemen meer voorgedaan.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
3.8.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 27 februari 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en A.J. van de Rakt, bijgestaan door de griffier, en is op 7 maart 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.