Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
de Gemeente,
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
[geintimeerden c.s.]en waar nodig ieder afzonderlijk ook aan te duiden als:
[geïntimeerde 1]respectievelijk
[geïntimeerde 2],
5.Het verdere verloop van de procedure
6.De verdere beoordeling
“geen sprake is van inbezitgenomen gemeentegrond”en dat geen sprake kan zijn van verjaring.
primairdoor bevrijdende verjaring en
subsidiairdoor verkrijgende verjaring eigenaren zijn (geworden) van de strook gemeentegrond (met daarop de laurierhaag);
primaireof de
subsidiairevordering - dat de Gemeente wordt veroordeeld:
grieven 3tot en met
11zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake is van eigendomsverkrijging door [geintimeerden c.s.] na bevrijdende verjaring, zoals geregeld in de artikelen 3:105 BW juncto 3:306 BW en de daaraan door de rechtbank ten grondslag gelegde motivering.
“het feit dat, naar de gemeente niet heeft bestreden, de oorspronkelijke beplanting op de strook gemeentegrond (…) al vóór 1987 door de bewoners van de [adres 2] , [adres 1] en [adres 3] is gerooid (…), waarna de buren in gezamenlijk overleg hebben besloten de strook grond bij hun tuin te trekken en over de volledige breedte een laurierhaag te planten. Zij hebben dit gedaan om hun tuin af te schermen van de openbare weg (…). Zij hebben de strook grond in bezit genomen en onderdeel gemaakt van hun tuin en de laurierhaag onderhouden. (…)
“zich zodanig hebben gedragen dat de gemeente daaruit niet anders kon afleiden dan dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] pretendeerden eigenaar te zijn van de strook gemeentegrond en dat de gemeente er op bedacht moest zijn dat zij haar eigendom zou gaan verliezen.(…)”
“de oorspronkelijke beplanting op de strook gemeentegrond (…) al vóór 1987 door de bewoners van de [adres 2] , [adres 1] en [adres 3] is gerooid (…), waarna de buren (…) hebben besloten de strook grond bij hun tuin te trekken en over de volledige breedte een laurierhaag te planten”.
lijktte horen, hetgeen niet zelden voorkomt, legt in dit verband geen gewicht in de schaal omdat het er bij de vraag of er sprake is van inbezitneming om gaat hoe de Gemeente als eigenaar van de grond de feitelijke situatie heeft moeten begrijpen. Dat de Gemeente rond het jaar 2000 met verschillende buren gebruiksovereenkomsten heeft gesloten, duidt er hooguit op dat de Gemeente toen al doorhad dat er een onduidelijke situatie rond de groenstrook was ontstaan en dat zij daarover toen duidelijkheid heeft willen scheppen. Maar ook het laten ontstaan of voortduren van een onduidelijke situatie is te mager om aan te nemen dat er sprake is van inbezitneming. Daarvoor is, zoals hiervoor is overwogen, nodig dat er sprake is van een niet dubbelzinnige situatie.