[minderjarige] voert in het beroepschrift – kort samengevat – het volgende aan.
Bij haar is geen sprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen. Er is nooit een diagnose gesteld. De GI heeft ook erkend dat bij [minderjarige] geen sprake is van gedragsproblemen. [minderjarige] herkent zich niet in de door de GI gestelde problemen op school. Aan haar is, als alternatief voor de gesloten plaatsing, onvoldoende hulpverlening en geen stappenplan met concrete doelen geboden. Ook is haar onvoldoende stabiliteit en duidelijkheid geboden. Het enkele feit dat er (nog) geen geschikte plek is voor [minderjarige] is geen grond voor de ingrijpende maatregel.
De gedragswetenschapper die de instemmingsverklaring heeft gegeven kan niet als voldoende objectief worden beschouwd, omdat die gedragswetenschapper al jaren werkzaam is bij de GI. De verklaring is met name gebaseerd op verouderde informatie. Er worden geen duidelijke en overtuigende conclusies getrokken. Een redelijke onderbouwing van de termijn van zes maanden wordt niet gegeven. Het eigen verhaal van [minderjarige] is niet beschreven.
Het wegloopgedrag van [minderjarige] kan niet worden gezien als ‘het onttrekken aan hulpverlening’. Het was een noodkreet. Inmiddels is [minderjarige] al weer geruime tijd bij [instelling] , houdt zij zich aan de afspraken en zoekt zij de hulpverleners meer op. [minderjarige] gaat weer naar school. Aan geboden hulpverlening heeft [minderjarige] altijd meegewerkt. [minderjarige] staat 100% achter de plaatsing bij Rubicon, waarvoor zij nog op de wachtlijst staat.
Vanuit een open setting kan onderzocht worden wat de beste vervolgplek voor [minderjarige] zou zijn. Om voortvarendheid te garanderen is een machtiging met een duur van maximaal drie maanden passend. Een voorwaardelijke machtiging zou ook een redelijk alternatief zijn.
[minderjarige] is in deze procedure bekwaam in rechte op te treden. Mede gezien de bijzondere omstandigheden, kan [minderjarige] dan ook een zelfstandig verzoek indienen. Er is sprake van belangenconflict tussen [minderjarige] en de GI, zodat zij om de benoeming van een bijzondere curator kan vragen. Gezien het spoedeisend belang van het verzoek van [minderjarige] , kan echter niet worden afgewacht dat de bijzondere curator wordt benoemd en dat deze haar belangen gaat behartigen. Zij dient dus te worden ontvangen in haar verzoek om bij Rubicon te worden geplaatst. [minderjarige] acht zichzelf ook in staat tot een redelijke waardering van haar belangen. [minderjarige] baseert haar rechtsingang ook op artikel 9 IVRK, dan wel artikel 6 EVRM.