In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 15 augustus 2018 is opgelegd. De belanghebbende betwist dat zij de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald en stelt dat het voor haar redelijkerwijs kenbaar moest zijn dat zij niet had betaald. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende geen geldig parkeerkaartje had. De rechtbank had eerder de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd, maar de heffingsambtenaar had incidenteel hoger beroep ingesteld, wat door het Hof niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de heffingsambtenaar onbevoegd was om incidenteel hoger beroep in te stellen. De kosten van het geding worden toegewezen aan de belanghebbende, omdat het incidentele hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.