ECLI:NL:GHSHE:2020:1474

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
20-000422-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf na poging tot overval op tankstation

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [adres verdachte], was in eerste aanleg veroordeeld voor een poging tot overval op een tankstation in Heerlen op 31 oktober 2016. De rechtbank had eerder een voorwaardelijke straf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De verdachte had een strafmaatverweer gevoerd en verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen af te wijzen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing, waarbij hij met een bivakmuts en een (nep)wapen het tankstation binnenging en de medewerker bedreigde.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte onder druk van een medeverdachte handelde, maar heeft benadrukt dat hij ook zelf verantwoordelijk was voor zijn daden. De ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte hebben geleid tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van eerdere voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig had gemaakt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000422-18
Uitspraak : 19 februari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 30 januari 2018, parketnummer 03-700564-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 03-092744-14 en 03-700154-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal verzocht dat het hof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen onder de parketnummers 03-700154-16 en 03-092744-14 zal gelasten. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de inbeslaggenomen muts verbeurd zal verklaren en dat de inbeslaggenomen shag zal worden teruggegeven aan de verdachte.
Van de zijde van de verdachte is een strafmaatverweer gevoerd en verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen onder de parketnummers 03-700154-16 en 03-092744-14 af te wijzen, dan wel om te zetten in taakstraffen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 oktober 2016 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een of meerdere goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een of meerdere goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- zich naar voornoemd tankstation begeven en/of
- gemaskerd met een bivakmuts het tankstation betreden en/of
- een (vuur)wapen aan die [slachtoffer] getoond en/of dat (vuur)wapen op die [slachtoffer] gericht (gehouden) en/of
- ( daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: 'Dit is een overval' en/of 'duw geld in die zak', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 oktober 2016 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijf 1] , immers heeft verdachte
- zich naar voornoemd tankstation begeven en
- gemaskerd met een bivakmuts het tankstation betreden en
- een wapen aan die [slachtoffer] getoond en dat wapen op die [slachtoffer] gericht gehouden en
- daarbij dreigend de woorden toegevoegd: 'Dit is een overval' en 'duw geld in die zak', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R016176-39, afgesloten d.d. 7 februari 2017 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 274).
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
1.
De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 5 februari 2020.
2.
De bekennende verklaring van verdachte als opgenomen in het proces-verbaal van verhoor d.d. 19 december 2016 (pg. 215-221).
3.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 31 oktober 2016 (pg. 32-34).
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

poging tot afpersing.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, onder druk van [medeverdachte] , schuldig gemaakt aan een overval. Hij is midden in de nacht met een bivakmuts en een (nep)wapen een tankstation binnengegaan om een overval te plegen. Die overval is niet gelukt, maar voor het [slachtoffer] is dit een heftige en traumatische ervaring geweest. Feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan, ook gegeven het feit dat de verdachte heeft gehandeld onder grote druk van [medeverdachte] . Dat de verdachte door onder andere [medeverdachte] vlak voor de overval flink is mishandeld en onder druk is gezet om de overval te plegen, neemt het hof aan op basis van de verklaring van de verdachte, de verklaring van [medeverdachte] en de tapgesprekken in het dossier. Dit neemt niet weg dat de verdachte naar het oordeel van het hof anders had kunnen en moeten handelen. Hij had bijvoorbeeld voorafgaand aan de overval toen hij alleen buiten liep, hulp kunnen vragen bij de nachtwinkel of aan het slachtoffer achter de balie van het tankstation kunnen vragen of zij de politie wilde bellen, omdat hij geen echte overval wilde plegen maar daartoe werd gedwongen. Ook had hij de hulp kunnen inroepen van de vrachtwagenchauffeur die bij de balie van het tankstation stond.
Bij de straftoemeting heeft het hof tevens acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 augustus 2019, waaruit volgt dat de verdachte reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake soortgelijke feiten en dat het onderhavige feit is gepleegd in twee lopende proeftijden in de zaken met de parketnummers 03-700154-26 en 03-092744-14.
De ernst van het feit brengt naar het oordeel van het hof mee dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een overval op een tankstation is 2 jaar gevangenisstraf. In het onderhavige geval is sprake van een poging overval, waardoor het hof één derde van de straf zal aftrekken die passend zou zijn geweest in het geval de overval was gelukt. Er resteert dan een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden. Verder houdt het hof in straf verminderde zin rekening met het feit dat de verdachte voorafgaande aan de poging overval fors is mishandeld, waarbij er onder andere met een BB gun op hem is geschoten, en dat hem is opgedragen de overval te plegen. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of met de inwerkingtreding van de Wet USB
de verdachte ten aanzien van deze onderdelen van het vonnis nog kan worden ontvangen in het ingestelde hoger beroep. In artikel 6:6:7 Wetboek van Strafvordering (Sv) (nieuw) is immers bepaald dat een rechterlijke beslissing als bedoeld in de eerste titel van hoofdstuk 6 van Boek 6 – i.c. kortweg: een beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling in verband met overtreding van de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken – niet aan enig rechtsmiddel is onderworpen.
De Wet USB behelst inzake dit aspect geen overgangsbepalingen. Wel is in het wetgevingsbericht betreffende deze wetswijziging overwogen dat het hier gaat om de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, dat het derhalve procesrechtelijke aspecten betreft en dat nieuwe regels van strafprocesrechtelijke aard na inwerkingtreding van de nieuwe wet onmiddellijk toepassing vinden.
Niettemin is het hof van oordeel dat de veroordeelde in het onderhavige geval in het hoger beroep moet worden ontvangen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de wetswijziging (op dit punt) als zodanig niet louter van strafprocesrechtelijke aard is en dat de doorwerking ervan dit aspect nadrukkelijk overstijgt. Het ligt immers zeer voor de hand dat de eerste rechter (voor de inwerkingtreding van de Wet USB) bij de beantwoording van de vraag aangaande de in de hoofdzaak op te leggen straf(modaliteit en –maat) zich rekenschap heeft gegeven van de opportuniteit van de (gedeeltelijke) toe- of afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling en vice versa.
Bij de beoordeling van hetgeen ‘passend en geboden’ moet worden geacht in het kader van de straftoemeting, dient de rechter immers, strevend naar het leveren van actueel maatwerk, alle op dat moment bekende, relevante aspecten mee te wegen. De omstandigheid dat de onderhavige wetswijziging een herbeoordeling van de aan de hoofdzaak gekoppelde vordering na voorwaardelijke veroordeling in verband met overtreding van de algemene voorwaarde zou beletten, zal door de eerste rechter nog niet zijn meegewogen.
Aldus bezien is er alle reden om het vonnis met alle daarbij behorende beslissingen integraal aan het hoger beroep onderworpen te achten. De beslissingen in de hoofdzaak en op de vordering na voorwaardelijke veroordeling kunnen immers niet zonder meer los van elkaar worden gezien. Niet ondenkbaar is dat het abstraheren van de beslissing inzake de vordering na voorwaardelijke veroordeling in verband met overtreding van de algemene voorwaarde in dit stadium ertoe zal leiden dat het strafproces als geheel een voor de verdachte/ veroordeelde – en mogelijk ook voor de samenleving – minder gunstige uitkomst zal kennen (vgl. artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht). Alles afwegend is het hof dan ook van oordeel dat de veroordeelde ook in zoverre ontvankelijk is in het hoger beroep.
Vordering onder parketnummer 03-092744-14
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Maastricht van 15 augustus 2014 onder parketnummer 03-092744-14. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 weken dient te worden gelast.
Vordering onder parketnummer 03-700154-16
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Limburg van 26 augustus 2016 onder parketnummer 03-700154-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 45, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Kleding K1: Zwart MUTS 862712 opschrift Heerlen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Voedings- en genotsmiddel K1: Zwart SHAG John Playr 862717.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 15 augustus 2014, parketnummer 03-092744-14, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 26 augustus 2016, parketnummer 03-700154-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M.C. Franken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 19 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.