Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het door de vrouw op 24 september 2019 overgelegde journaalbericht aan de rechtbank, ingediend namens de man op 12 juni 2018 met bijlagen (betekeningsexploit, productie 1: huwelijksakte en productie 13: uittreksel BRP van de vrouw);
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 4 april 2019;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 9 maart 2020 met een brief van diezelfde datum en producties 40 tot en met 44, ingekomen op 9 maart 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 7 april 2020, ingekomen op 7 april 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 8 april 2020, ingekomen op 8 april 2020;
- een journaalbericht aan de zijde van de man van 8 april 2010 met productie 45, ingekomen op 8 april 2020.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
rechtbankvastgestelde ingangsdatum – de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking: 23 oktober 2019 – is niet in geschil zodat het hof deze datum als uitgangspunt neemt.
rechtbankvastgestelde behoefte van € 824,- per maand is in hoger beroep in geschil.
vrouwheeft de rechtbank bij de behoefte van [minderjarige] ten onrechte geen rekening gehouden met de oppaskosten (grieven 1-3). Ter toelichting op de grieven voert de vrouw het volgende aan.
manvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft aan de zijde van de man rekening gehouden met een inkomen van € 5.815,82 bruto per maand te vermeerderen met vakantietoeslag en een jaarlijkse bruto-uitkering van € 18.044,-- .
vrouwhet volgende naar voren.
manvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankis uitgegaan van een verdiencapaciteit van de vrouw van € 2.400,-- bruto per maand te vermeerderen met vakantietoeslag.
manhet volgende naar voren.
vrouwvoert verweer. Dat zij bij toeval een baan heeft gevonden waarmee zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, betekent niet dat de rechtbank een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de toenmalige verdiencapaciteit van de vrouw. Het is niet juist om achteraf aan uitsluitend het vinden van een nieuwe baan de conclusie te verbinden dat de verdiencapaciteit van die vrouw al die tijd (dus) veel beter is geweest.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft een zorgkorting toegepast van 35%.
vrouwnaar voren dat de zorgkorting bij de huidige zorgregeling 35% bedraagt maar dat indien de zorgregeling wordt teruggebracht naar een weekend per 14 dagen plus de helft van de vakanties- en feestdagen de zorgkorting 15% bedraagt.
manvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft ten aanzien van de echtelijke woning in rov. 2.8.6 en 2.8.7 van de bestreden beschikking overwogen:
vrouwricht zich tegen de door de rechtbank gelaste wijze van verdeling. Zij voert ter toelichting op de grief het volgende aan.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
manop tegen de afwijzing van zijn verzoek de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan verkoop van de woning door [makelaars] Makelaars tegen een door de makelaar te bepalen vraagprijs en laatprijs en medewerking te verleen aan de levering van haar deel in het eigendom van de woning, met bepaling dat de beschikking in de plaats treedt van de medewerking tot levering indien de vrouw haar medewerking weigert.
vrouwvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft in rov. 2.8.9 van de bestreden beschikking overwogen:
vrouwricht zich tegen de door de rechtbank gelaste wijze van verdeling van het appartement te China. Zij brengt ter toelichting op de grief het volgende naar voren.
manvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
manop tegen de afwijzing van zijn verzoek de vrouw te veroordelen om mee te werken aan verkoop en levering van haar aandeel in het eigendom van het appartement te China afgewezen.
vrouwvoert verweer. Voor de waarde verwijst zij naar productie 19 (verweerschrift incidenteel appel): de waarde bedraagt € 148.143,25. Hierop strekt in mindering € 18.000,-- ter zake van overdrachtsbelasting/ service.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft de door de vrouw verzochte vergoeding van € 9.000,-- voor de door haar gemaakte huishoudelijke kosten afgewezen. Tegen de afwijzing van haar verzoek richt zich grief 12 van de vrouw.
vrouwhet volgende naar voren.
manvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen om aan de man een bedrag van € 22.871,50, nadien bijgesteld naar € 18.000,-- te betalen afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de brief van de man van 17 april 2019 buiten beschouwing gelaten.
manhet volgende naar voren.
vrouwvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
- 20-08-17 € 10.000,-- aan [de zus van de vrouw]
- 01-10-17 € 11.000,-- aan [de zus van de vrouw]
- 08-10-17 € 11.000,-- aan [de zus van de vrouw]
- 22-10-17 € 10.010,-- aan [de broer van de vrouw]