ECLI:NL:GHSHE:2020:2041

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
200.260.481_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vraag of opdracht is verstrekt voor gefactureerde werkzaamheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ABC Wonen B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarin de vordering van ABC Wonen tot betaling van een declaratiefactuur van € 9.075,= werd afgewezen. De zaak betreft de vraag of ABC Wonen aan de geïntimeerde, die in Duitsland woont, een opdracht heeft gegeven voor werkzaamheden die door Architectenbureau [Architectenbureau] BV zijn uitgevoerd. De rechtbank had vastgesteld dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar ABC Wonen kon niet aantonen dat er een opdracht was verstrekt. In hoger beroep heeft ABC Wonen vier grieven aangevoerd, maar het hof oordeelt dat de grieven niet voldoende feitelijk zijn onderbouwd. Het hof concludeert dat de vordering van ABC Wonen niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat de grondslag ontbreekt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt ABC Wonen in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.260.481/01
arrest van 7 juli 2020
in de zaak van
ABC Wonen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. R.H.J.G. Borger te Maastricht,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.P.H.W. Haas te Heerlen,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 mei 2019 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen vonnis van 27 februari 2019 (verbeterd bij herstelvonnis van 3 april 2019) tussen appellante - ABC Wonen - als eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie, en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7167846 \ CV EXPL 18-5691)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 27 mei 2019;
- de memorie van grieven van ABC Wonen van 24 september 2019 met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 5 november 2019 met producties;
- de akte van ABC Wonen van 17 december 2019;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 28 januari 2020.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1
De rechtbank heeft in het vonnis van 27 februari 2019 onder 2. een aantal feiten vastgesteld. Deze vaststelling luidt als volgt:
2.1
[geïntimeerde] is beheerder van de panden [adres 1] te [vestigingsplaats 2] en [adres 2] en [adres 3] te [vestigingsplaats 3] .
2.2
Bij brief/e-mail van 4 oktober 2017 is door Architectenbureau [Architectenbureau] BV, getekend door [de architect] , een aanvraagformulier exploitatievergunning Arbeidsmigranten en een omgevingsvergunning met betrekking tot het pand [adres 4] te [vestigingsplaats 2] aan de Gemeente Horst aan de Maas gestuurd. Architectenbureau [Architectenbureau] BV treedt volgens deze brief en de bijgevoegde aanvraagformulieren op als gemachtigde namens “ [de Holding] Holding BV”. Het aanvraagformulier Exploitatievergunning Arbeidsmigranten noemt [geïntimeerde] als beheerder. Het aanvraagformulier omgevingsvergunning noemt als gemachtigde van de eigenaar [de architect] .
2.3
Bij brieven/e-mails van 22 mei 2017 en 6 december 2017 is door Architectenbureau [Architectenbureau] BV, getekend door [de architect] , een aanvraagformulier exploitatievergunning Arbeidsmigranten en een omgevingsvergunning met betrekking tot het pand [adres 2] te [vestigingsplaats 3] aan de Gemeente Horst aan de Maas gestuurd. Architectenbureau [Architectenbureau] BV treedt volgens deze brief en de bijgevoegde aanvraagformulieren op als gemachtigde namens “ [de vennootschap] BV”. Het aanvraagformulier Exploitatievergunning Arbeidsmigranten noemt [geïntimeerde] als beheerder. Het aanvraagformulier omgevingsvergunning noemt als gemachtigde van de eigenaar [de architect] .
2.4
Bij brieven/e-mails van 4 oktober 2017 is door Architectenbureau [Architectenbureau] BV, getekend door [de architect] , een aanvraagformulier exploitatievergunning Arbeidsmigranten en een omgevingsvergunning met betrekking tot het pand [adres 3] te [vestigingsplaats 3] aan de Gemeente Horst aan de Maas gestuurd. Architectenbureau [Architectenbureau] BV treedt volgens deze brief en de bijgevoegde aanvraagformulieren op als gemachtigde namens [opdrachtgever] . Het aanvraagformulier Exploitatievergunning Arbeidsmigranten noemt [geïntimeerde] als beheerder. Het aanvraagformulier omgevingsvergunning noemt als gemachtigde van de eigenaar [de architect] .
2.5
Op 18 april 2018 heeft ABC Wonen een declaratiefactuur gestuurd aan [geïntimeerde] ten bedrage van € 9.075,=. In de declaratie is opgenomen:
“Betreft: Tekenwerkzaamheden inzake omgevingsvergunningen.
In opdracht van u hebben wij tekenwerkzaamheden verricht en de omgevingsvergunningen verzorgd voor de Gemeente Horst aan de Maas van de panden die u huurt aan de [adres 1] te [vestigingsplaats 2] , [adres 2] te [vestigingsplaats 3] en [adres 3] te [vestigingsplaats 3] .”
De declaratie is niet betaald.
2.6
Bij brief van 22 mei 2018 heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat hij in het door hem van ABC Wonen gehuurde pand [Objekt] te [plaats] in de jaren 2014 tot 2018 werkzaamheden heeft moeten verrichten voor een totaalbedrag van € 12.660,= en dat hij zich mogelijk op verrekening zal beroepen.
Met betrekking tot onderdeel 2.6 van deze feitenvaststelling heeft ABC Wonen bij haar eerste grief aangevoerd dat ook zij zich op de daar genoemde brief heeft beroepen omdat [geïntimeerde] daarmee volgens haar heeft bevestigd dat hij de afspraken met
ABC Wonenheeft gemaakt. Of dat laatste al dan niet het geval is, komt hierna onder 3.9 aan de orde. Onderdeel 2.6 van de feitenvaststelling is in ieder geval op zich niet onjuist aangezien de brief van 22 mei 2018 (ook) het standpunt bevat dat in dat onderdeel is weergegeven. In zoverre mist deze grief feitelijke grondslag.
Voor het overige zijn tegen deze vaststelling van de feiten geen bezwaren aangevoerd, zodat ook het hof hiervan uitgaat. Het hof voegt hieraan toe dat [de architect] (verder: [de architect] ) zowel bestuurder is van ABC Wonen als van Architectenbureau [Architectenbureau] BV.
3.2
Bij dagvaarding van 2 juli 2018 heeft ABC de onderhavige procedure tegen [geïntimeerde] aanhangig gemaakt. In deze procedure stelt ABC Wonen dat zij in opdracht van [geïntimeerde] werkzaamheden heeft verricht die zij bij declaratie van 18 april 2018 in rekening heeft gebracht. [geïntimeerde] weigert evenwel deze declaratie te voldoen. Op grond daarvan vordert ABC Wonen (in conventie) veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van het bedrag van € 9.075,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2018, en van de buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
[geïntimeerde] heeft deze vordering bestreden. Volgens hem heeft hij aan ABC Wonen geen opdracht gegeven voor werkzaamheden als door haar gefactureerd. Architectenbureau [Architectenbureau] BV, in de persoon van [de architect] (verder: [de architect] ) heeft zich met de exploitatievergunningen beziggehouden. Deze werkzaamheden zijn op vrijwillige basis en zonder geldelijk tegenprestatie uitgevoerd, zoals is vermeld in zijn brief van 22 mei 2018, aldus [geïntimeerde] . Subsidiair beroept [geïntimeerde] zich op verrekening met een bedrag van € 12.660,=; dit bedrag vordert [geïntimeerde] in voorwaardelijke reconventie voor het geval in rechte komt vast te staan dat ABC Wonen een vordering op hem heeft.
3.4
Bij vonnis van 27 februari 2019 heeft de kantonrechter de vordering van ABC Wonen in conventie afgewezen met veroordeling van ABC Wonen in de kosten daarvan. De vordering in voorwaardelijke reconventie is niet besproken omdat de voorwaarde daarvoor niet is ingetreden. Bij herstelvonnis van 3 april 2019 heeft de kantonrechter op verzoek van [geïntimeerde] een kennelijke schrijffout in het dictum van het vonnis van 27 februari 2019 (een bedrag in de proceskostenveroordeling) verbeterd.
3.5
Tegen het vonnis van 27 februari 2019 heeft ABC Wonen vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en alsnog toewijzing van haar vordering in conventie. [geïntimeerde] heeft de grieven van ABC Wonen bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van 27 februari 2019.
3.6
In zijn memorie van antwoord stelt [geïntimeerde] dat ABC Wonen niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat zij niet de vernietiging van het herstelvonnis van 3 april 2019 vordert zodat de inhoud daarvan vaststaat. Het hof volgt [geïntimeerde] hierin niet. Door het herstelvonnis van 3 april 2019 is een kennelijke schrijffout hersteld in het dictum van het vonnis van 27 februari 2019. Het enige gevolg hiervan is dat het vonnis van 27 februari 2019 op dat punt is verbeterd; consequenties voor de ontvankelijkheid van ABC Wonen in haar hoger beroep tegen dat vonnis heeft dit niet.
3.7
[geïntimeerde] was ten tijde van de inleidende dagvaarding gevestigd in Duitsland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil betreft een handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de herschikte EEX-Verordening van 12 december 2012 (nummer 1215/2012). Ingevolge artikel 7 lid 1 van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
3.8
Partijen noch de rechter in eerste aanleg hebben zich uitgelaten over het toepasselijke recht. Het hof begrijpt uit het feit dat partijen in hun stellingen aansluiting zoeken bij het Nederlandse recht, dat zij voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen, hetgeen in casu is toegestaan.
3.9
In de grieven van ABC Wonen wordt onder meer ingegaan op de inhoud van meergenoemde brief van [geïntimeerde] van 22 mei 2018. Deze brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
In eerste aanleg werd de ontvangst van deze brief door ABC Wonen ontkend en werd deze bestempeld als een ‘
fakebrief’, waarvan zij pas een maand later een kopie onder ogen heeft gekregen. Vervolgens heeft ABC Wonen de brief aangemerkt als ‘zeer belangrijk’ en een beroep gedaan op de inhoud ervan. Volgens [geïntimeerde] heeft ABC Wonen door de brief niet te vermelden in haar inleidende dagvaarding haar substantiëringsplicht geschonden en dient ABC Wonen daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden, dan wel dient dit gevolgen te hebben voor de proceskosten. Het hof kan zich vinden in de opvatting van [geïntimeerde] dat ABC Wonen in haar inleidende dagvaarding melding had moeten maken van deze reactie van [geïntimeerde] op haar factuur van 18 april 2018. Op dat moment was deze reactie haar in ieder geval bekend, zodat haar mededeling dat een reactie van [geïntimeerde] was uitgebleven, een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Het hof verbindt daaraan evenwel niet de consequenties die [geïntimeerde] voorstaat nu deze schending van haar substantiëringsplicht verder geen gevolgen heeft gekregen.
3.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de werkzaamheden die op 18 april 2018 aan [geïntimeerde] in rekening zijn gebracht, zijn uitgevoerd door Architectenbureau [Architectenbureau] BV in de persoon van haar bestuurder [de architect] . Volgens ABC Wonen is de opdracht voor die werkzaamheden door [geïntimeerde] mondeling verstrekt aan ABC Wonen en heeft ABC Wonen de werkzaamheden vervolgens uitbesteed aan Architectenbureau [Architectenbureau] BV. Als onderbouwing van deze stelling heeft ABC Wonen bij memorie van grieven een verklaring van 8 mei 2019 overgelegd waarin Architectenbureau [Architectenbureau] BV verklaart dat zij ABC Wonen heeft verzocht de opdracht van [geïntimeerde] uit te voeren. Deze verklaring is (alleen) namens ABC Wonen ondertekend, door [de architect] . De verklaring houdt tevens in dat Architectenbureau [Architectenbureau] BV nimmer met [geïntimeerde] heeft afgesproken dat de werkzaamheden gratis zouden worden verricht.
3.11
Naar het oordeel van het hof biedt deze verklaring niet de feitelijke onderbouwing die ABC Wonen eraan toegekend wil zien. Er blijkt bijvoorbeeld niet uit wanneer, waar, waarom en hoe het verzoek aan Architectenbureau [Architectenbureau] BV is gedaan en Architectenbureau [Architectenbureau] BV dat verzoek heeft ingewilligd, op welke opdracht dit verzoek precies betrekking had en hoe een en ander financieel afgewikkeld zou worden tussen [geïntimeerde] , Architectenbureau [Architectenbureau] BV en ABC Wonen. Ook overigens heeft ABC Wonen voor de gestelde uitbesteding van werkzaamheden aan Architectenbureau [Architectenbureau] BV in de loop van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep geen feitelijke onderbouwing verschaft.
3.12
Dat laatste geldt ook voor de stelling van ABC Wonen dat [geïntimeerde] haar mondeling opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden die zij met haar declaratie van 18 april 2018 aan [geïntimeerde] in rekening heeft gebracht. Tegenover de gemotiveerde betwisting van deze stelling door [geïntimeerde] lag het op de weg van ABC Wonen om haar vordering op dit essentiële punt nader met concrete gegevens te onderbouwen. Hoe de opdracht tot stand is gekomen, wanneer dat is gebeurd, welke afspraken in dat verband zijn gemaakt, welke vergoeding ABC Wonen in rekening zou brengen, of enig richtbedrag is afgesproken, op welke termijn ABC Wonen de werkzaamheden zou (laten) uitvoeren, over al deze voor de hand liggende aspecten van een opdracht tot dienstverlening als waarvan volgens ABC Wonen sprake is, heeft zij geen voldoende concrete feiten gesteld. Uit de producties die ABC Wonen in de loop van de procedure heeft overgelegd is volgens haar af te leiden dat [geïntimeerde] op de hoogte was van de uitvoering van de werkzaamheden. Wanneer hij daar geen opdracht toe gegeven zou hebben, zou hij daar wel tegen geprotesteerd hebben en in ieder geval zou dit in diens brief van 22 mei 2018 naar voren zijn gebracht, aldus ABC Wonen. Met dit standpunt gaat ABC Wonen eraan voorbij dat dergelijk ontbreken van protest tegen werkzaamheden nog geen positieve bevestiging van een opdracht inhoudt. Dat geldt in ieder geval ook voor de brief van [geïntimeerde] van 22 mei 2018 die is geadresseerd aan ABC Wonen, die de factuur stuurde waarop de brief een reactie is, en gericht aan ‘Herr [de architect] ’. Dat
ABC Wonenaan [geïntimeerde] heeft aangeboden bepaalde werkzaamheden uit te voeren en dat [geïntimeerde] dat aanbod heeft aanvaard en dienovereenkomstig een opdracht aan ABC Wonen heeft verstrekt, kan hieruit niet worden afgeleid. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat in de eerste zin van de brief zowel de grondslag voor de declaratie als de hoogte ervan wordt betwist.
3.13
Alles bij elkaar is het hof van oordeel dat ABC Wonen ook in hoger beroep onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat [geïntimeerde] aan haar opdracht heeft gegeven voor de uitvoering van de werkzaamheden die zij met haar declaratie van 18 april 2018 aan hem in rekening heeft gebracht. Dit betekent dat aan de vordering van ABC Wonen de grondslag ontbreekt zodat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt. Voor bewijslevering als door ABC Wonen aangeboden is bij deze stand van zaken geen grond aanwezig. De grieven van ABC Wonen worden verworpen; deze behoeven geen afzonderlijke bespreking.
Conclusie
3.14
Een en ander brengt het hof tot dezelfde slotsom als de kantonrechter in het vonnis van 27 februari 2019 (zoals verbeterd bij herstelvonnis van 3 april 2019), zodat dit vonnis bekrachtigd zal worden, met veroordeling van ABC Wonen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep, met nakosten en wettelijke rente als gevorderd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 27 februari 2019 (zoals verbeterd bij herstelvonnis van 3 april 2019), waarvan beroep;
veroordeelt ABC Wonen in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 324,= aan griffierecht op € 1.138,50 aan salaris advocaat en wat betreft de nakosten op € 157,= indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,= vermeerderd met de explootkosten indien betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van het arrest zijn betaald, ABC Wonen daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag van voldoening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, H.K.N. Vos en A.L. Bervoets en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juli 2020.
griffier rolraadsheer