Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7167846 \ CV EXPL 18-5691)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
ABC Wonenheeft gemaakt. Of dat laatste al dan niet het geval is, komt hierna onder 3.9 aan de orde. Onderdeel 2.6 van de feitenvaststelling is in ieder geval op zich niet onjuist aangezien de brief van 22 mei 2018 (ook) het standpunt bevat dat in dat onderdeel is weergegeven. In zoverre mist deze grief feitelijke grondslag.
fakebrief’, waarvan zij pas een maand later een kopie onder ogen heeft gekregen. Vervolgens heeft ABC Wonen de brief aangemerkt als ‘zeer belangrijk’ en een beroep gedaan op de inhoud ervan. Volgens [geïntimeerde] heeft ABC Wonen door de brief niet te vermelden in haar inleidende dagvaarding haar substantiëringsplicht geschonden en dient ABC Wonen daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden, dan wel dient dit gevolgen te hebben voor de proceskosten. Het hof kan zich vinden in de opvatting van [geïntimeerde] dat ABC Wonen in haar inleidende dagvaarding melding had moeten maken van deze reactie van [geïntimeerde] op haar factuur van 18 april 2018. Op dat moment was deze reactie haar in ieder geval bekend, zodat haar mededeling dat een reactie van [geïntimeerde] was uitgebleven, een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Het hof verbindt daaraan evenwel niet de consequenties die [geïntimeerde] voorstaat nu deze schending van haar substantiëringsplicht verder geen gevolgen heeft gekregen.
ABC Wonenaan [geïntimeerde] heeft aangeboden bepaalde werkzaamheden uit te voeren en dat [geïntimeerde] dat aanbod heeft aanvaard en dienovereenkomstig een opdracht aan ABC Wonen heeft verstrekt, kan hieruit niet worden afgeleid. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat in de eerste zin van de brief zowel de grondslag voor de declaratie als de hoogte ervan wordt betwist.