Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van de algemene heffingskorting aan belanghebbende en haar echtgenoot voor de jaren 2014 en 2015. Belanghebbende en haar echtgenoot kwalificeren als fiscale partners volgens de Wet inkomstenbelasting 2001. In de aangifte inkomstenbelasting heeft belanghebbende ten onrechte aangegeven aanspraak te maken op uitbetaling van de algemene heffingskorting. De voorlopige aanslag is op basis van deze onjuiste informatie verleend, maar bij de definitieve aanslag is de heffingskorting teruggenomen omdat de echtgenoot onvoldoende inkomensheffing verschuldigd was om in aanmerking te komen voor de korting. Het hof heeft, net als de rechtbank, geoordeeld dat er geen mogelijkheid is om de heffingskorting toe te kennen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat er geen sprake was van een bewuste standpuntbepaling bij de voorlopige aanslag. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.