Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de man van 22 juni 2020 met bijlagen, ingekomen op 22 juni 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 25 juni 2020 met bijlagen, ingekomen op 26 juni 2020.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat de man als bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) aan de vrouw moet voldoen een bedrag van € 228,-- per kind per maand;
- het verzoek van de vrouw om vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in haar levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) afgewezen;
- geoordeeld dat ter becijfering van het aandeel van de vrouw in de overwaarde van de voormalig echtelijke woning van partijen uitgegaan dient te worden van de WOZ-waarde van 2017 (€ 406.000,--);
- de man veroordeeld om aan de vrouw een vergoeding van € 160,-- voor het gebruik en genot door hem van de voormalig echtelijke woning te betalen, te voldoen vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
5.De motivering van de beslissing
vrouwhoudt in dat de rechtbank ten onrechte het bedrag aan kinderalimentatie heeft vastgesteld op € 228,-- per maand per kind. Ter toelichting op haar grief voert de vrouw het volgende aan.
manheeft de rechtbank de behoefte van de kinderen terecht becijferd op € 1.139,-- per maand in 2018 en geïndexeerd naar € 1.162,-- in 2019.
hofoverweegt het volgende. Het verschil in uitkomst tussen de behoefteberekening van de rechtbank en die van de vrouw laat zich verklaren door de in de berekeningen gehanteerde tarieven. De rechtbank is uitgegaan van de tarieven 2e helft 2018, de vrouw van de tarieven 1e helft 2018. Nu de behoefte wordt afgeleid uit het NBGI over het gehele jaar 2018, is het hof van oordeel dat de tarieven 2e helft 2018 tot uitgangspunt dienen te gelden. De grief van de vrouw faalt derhalve.
manvoert daartegen het volgende aan.
hofstelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de behoefte € 2.237,-- netto per maand bedraagt, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
rechtbankheeft de ingangsdatum van de door de man aan de vrouw te betalen gebruiksvergoeding bepaald op de datum waarop het huwelijk van partijen is ontbonden (15 november 2019). Hiertegen keert zich grief III van de
vrouw. Ter toelichting op haar grief voert zij het volgende aan
manvoert daartegen het volgende aan.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankis voor het bepalen van de waarde van de woning aangesloten bij de WOZ-waarde van 2017. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen (rov. 4.57):
vrouw. Ter toelichting op haar grief voert de vrouw het volgende aan.
manvoert daartegen het volgende aan.
a)toedeling van de woning aan hem én
b)de waarde van de woning ad € 406.000,-. De vrouw kan niet op de onderlinge overeenstemming/overeenkomst terug komen, omdat haar vervolgens later is gebleken dat de WOZ-waarde is gestegen.
hofoverweegt als volgt.