Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door mr. Van Campen;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van Osch.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 29 januari 2019;
- de brief met producties 32 tot en met 48 van de advocaat van de man d.d. 28 november 2019;
- de brief met producties 42 en 43 van de advocaat van de vrouw d.d. 29 november 2019;
- de brief met productie 44 van de advocaat van de vrouw d.d. 5 december 2019;
- de brief met een productieoverzicht van de advocaat van de man d.d. 9 december 2019.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
manstelt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de gemotiveerde verweren die de man heeft aangevoerd naar aanleiding van een aantal posten op de behoeftelijst van de vrouw. Volgens de man bedraagt de netto huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw na correctie € 3.236,53 per maand. De uitgaven die partijen tijdens het huwelijk gewoon waren te doen is lager dan het bedrag dat de vrouw op haar behoeftelijst heeft genoemd. De man heeft de toepasselijkheid van de hof-norm betwist omdat partijen tijdens het huwelijk relatief sober leefden. Zij besteedden met name veel geld aan de kinderen.
vrouwstelt dat primair moet worden uitgegaan van de hof-norm. Gelet op het netto besteedbaar gezinsinkomen van € 10.313,-- bedraagt de huwelijkse gerelateerde behoefte € 6.188,-- (in 2017) netto per maand.
hofstelt het volgende voorop. De hoogte van behoefte van de vrouw is mede gerelateerd aan de welstand tijdens het huwelijk. Bij de bepaling van de hoogte van de behoefte dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Dit betekent dat de rechter zowel in aanmerking zal moeten nemen wat de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk zijn geweest als een globaal inzicht zal moeten hebben in het uitgavenpatroon in dezelfde periode om daaruit te kunnen afleiden in welke welstand partijen hebben geleefd. De behoefte zal daarnaast zo veel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten - en gelet op de welstand redelijke - kosten van levensonderhoud door de rechter worden bepaald.
mankomt op tegen voornoemd oordeel en voert ter toelichting op zijn grief het volgende aan.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt op tegen voornoemd oordeel van de rechtbank. Volgens de vrouw moet slechts met de helft van € 612,-- rekening worden gehouden, nu de vrouw de andere helft moet voldoen.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren. De vrouw heeft erkend dat aan de zijde van de man € 612,-- aan aflossing moet worden meegenomen. De man betaalt deze ook feitelijk. Partijen zijn het er over eens dat de vrouw de helft van de aflossingen aan de man moet terugbetalen. De vordering moet eerst worden voldaan bij levering van de woning. De kosten drukken derhalve nu niet op de vrouw. Als de gebruiksvergoeding pas bij verkoop van de woning verrekend wordt en daarom niet in de draagkrachtberekening wordt meegenomen, dan geldt dat ook voor de schuld die de vrouw aan de man heeft.
hofoverweegt als volgt.
;
manstelt dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met deze schuld. Van vermogen aan de zijde van de man is nauwelijks sprake. Tegenover de bedragen op de derdengeldenrekening stonden aanzienlijke schulden. Volgens de Hoge Raad moet met alle schulden rekening worden gehouden. De afbetalingen kunnen niet worden afgetrokken. De man heeft een betalingsregeling getroffen van € 500,-- per maand.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
manstelt dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de advocaatkosten. De man heeft hoge kosten gehad. De vrouw ook, maar zij kan de kosten die zien op partneralimentatie aftrekken. De man is door zijn reserves heen. De man stelt dat het redelijk is om gedurende een jaar met een bedrag van € 114,-- per maand rekening te houden.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren. Alle facturen zijn betaald, zodat van een schuld geen sprake is. Voor zover er nieuwe nota’s zijn, moet de man aantonen dat hij deze niet kan voldoen. Volgens de vrouw moet met de advocaatkosten geen rekening worden gehouden.
hofoverweegt als volgt.
manstelt in hoger beroep dat een correctie dient plaats te vinden voor een onredelijke woonlast. Volgens de man moet rekening worden gehouden met een huur van € 560,-- per maand.
vrouwvoert verweer. Zij brengt naar voren dat zij in overleg met de man uit de echtelijke woning is gegaan en in overleg met de man de huidige woning heeft gehuurd. Het is voor de vrouw niet mogelijk haar woonlasten te beperken. Zij komt gelet op haar inkomen niet in aanmerking voor een sociale huurwoning; het aanbod van huurwoningen is gering en zij kan geen woning kopen gelet op de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening van de echtelijke woning.
hofoverweegt als volgt.
manstelt zich op het standpunt dat als bij de berekening van zijn draagkracht in het kader van de partneralimentatie geen rekening wordt gehouden met de schuld aan SPH, bij de verdeling rekening moet worden gehouden met de hoogte van de schuld op de peildatum. De man verzoekt voor recht te verklaren dat hij regres heeft op de vrouw als hij meer dan 50% van de schuld voldoet.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren. De man formuleert een nieuw verzoek dat niet eerder in de procedure aan de orde is geweest. Dat is in strijdt met art. 347 Rv. Subsidiair stelt de vrouw zich op het standpunt dat de man moedwillig heeft nagelaten de premies SPH te voldoen, terwijl hij deze wel in zijn jaarrekening heeft openomen. De vrouw mocht er op vertrouwen dat de man de premies had voldaan. De schuld dient dan ook geheel voor rekening van de man te komen.
hofoverweegt als volgt.
mankomt op tegen de beslissing van de rechtbank dat de man met ingang van 29 mei 2019 een gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning verschuldigd is van 2% over de verkoopprijs van de woning. Van het aldus bepaalde bedrag is de man, nadat daarop de door hem betaalde hypotheekrente in mindering is gebracht, de helft aan de vrouw verschuldigd, aldus de rechtbank.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren.
manheeft in de brief van zijn advocaat van 28 november 2019 een aanvullend verzoek geformuleerd. Nu de woning op 15 november 2019 aan de kopers is geleverd kan het bedrag van zijn vordering op de vrouw in verband met de door hem sinds 9 februari 2018 verrichte aflossingen op de hypotheekschuld wordt vastgesteld. De man heeft de totale aflossing vanaf 9 februari 2018 becijferd op € 12.663,45 en stelt dat de vrouw hem de helft, ofwel een bedrag van € 5.331,73 moet betalen.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt op tegen het oordeel van de rechtbank dat de saldi op de bankrekeningen moeten worden verdeeld per 9 februari 2018, de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding. De vrouw voert ter toelichting op haar grief het volgende aan.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren. De man ontkent dat partijen zijn overeengekomen dat de banksaldi per 1 november 2017 moeten worden verdeeld. Van de peildatum voor de samenstelling en omvang van de huwelijksgemeenschap kan bovendien niet worden afgeweken. De vrouw onderbouwt haar stelling dat sprake is van benadeling niet. Volgens de man is het geld opgegaan aan kosten van levensonderhoud van de vrouw en de kinderen, de kosten van de echtelijke woning en andere kosten.
hofoverweegt als volgt.