In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 35.223,91 aan PIDPA, de Provinciale Intercommunale Drinkwatermaatschappij der Provincie Antwerpen, voor waterverbruik tot 19 december 2016. Het hof oordeelt dat PIDPA bij het in rekening brengen van het waterverbruik mocht uitgaan van de meterstand van 6.119 m3, zoals deze op het overnameformulier was vermeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] ook al na april 2016 niet meer op het adres verbleef, hij toch gehouden was te betalen voor het waterverbruik tot de genoemde datum.
In het hoger beroep vordert [appellant] inzage in bepaalde documenten van PIDPA op grond van artikel 843a Rv, maar het hof wijst deze vordering af. Het hof stelt vast dat PIDPA, voor zover mogelijk, aan de verzoeken van [appellant] heeft voldaan. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, aangezien [appellant] in Nederland woont. De zaak heeft internationale aspecten door de Belgische vestiging van PIDPA, maar de Nederlandse regels van burgerlijke rechtsvordering zijn van toepassing. Het hof houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak.